Eind mei las ik in de NOS-app het artikel ‘Meisje (4) vergeten in de bus na schoolreisje’. Het kind had er, doordat ze sliep, zelf gelukkig niets van gemerkt. Dit deed mij denken aan die keer dat ook ik vergeten was door mijn basisschooldocent toen we een dagje weg gingen.
Mijn basis- en middelbaaronderwijs volgde ik op een school voor speciaal onderwijs op de Slotermeerlaan in Amsterdam-West. De school was gericht op leerlingen met een visuele beperking en we hadden kleine klassen. Ik weet niet meer zeker in welk jaar het was, maar ik was volgens mij een jaar of tien, toen we met ongeveer tien leerlingen, de meester en een stagiaire naar een muziekworkshop gingen.
Eind jaren ‘80 / begin jaren ‘90
Om net iets over negen ’s morgens verlaten we de school. We lopen richting de tramhalte. Ik weet waar de halte is, omdat we al vaker uitstapjes hebben gemaakt. Ik heb geen zin in dit uitstapje. Onze leraar bedenkt altijd van die rare dingen om heen te gaan. De anderen denken ook dat we weer iets stoms gaan doen.
Mijn klasgenoten lopen verspreid over de stoep. Ik loop in het midden van de groep, zodat ik de leerlingen voor mij kan gebruiken als oriëntatiepunt. Als zij ergens voor uitwijken, doe ik dat ook. Ik gebruik geen taststok, die zijn stom. En ik ben toch niet blind! Al snel wordt de stoep breder en de andere leerlingen lopen wat verder uit elkaar. Plots hoor ik hetgeen waaraan ik op straat de grootste hekel heb; een schoonmaakwagen. Het wagentje komt langzaamaan steeds dichterbij en de oorverdovende herrie neemt toe. Omdat ik de wagen met mijn 2% zicht niet goed zie, wijk ik voor de zekerheid uit naar rechts en ga vlak langs de winkels lopen. Ondertussen vertraag ik mijn snelheid tot een slakkengang, omdat ik door het geluid ineens een stuk minder meekrijg van de omgeving. Ik zie de anderen niet meer en ga ervan uit dat zij de wagen links voorbijlopen en ik ze zodra het vreselijke ding voorbij is weer zie.
Als het lawaaierige ding me na een paar minuten eindelijk voorbij is en ik weer iets hoor, schrik ik als de anderen niet zijn waar ik ze verwacht. Mijn maag trekt samen. Ik luister, maar doordat de herriewagen achter mij over de stoep rijdt en mijn gehoor vervuilt, ben ik onzeker over wat ik hoor.
Ik sta stil. De meester zal me wel roepen als hij merkt dat ik achterblijf. Het lawaai wordt iets minder, maar ik hoor de anderen niet. Ze zijn vast al verderop. Doordat ik vertraagde, ben ik vast achteropgeraakt.
Ik ga midden op de brede stoep lopen, omdat ik weet dat er langs de winkels obstakels staan en aan de linkerkant van de stoep staan bomen en lantaarnpalen. Ik trek een door zenuwen gevoed sprintje in de hoop de groep in te halen. De bal in mijn buik wordt strakker. Ik haat het om in de groep de aandacht te richten op mijn slechte zicht. Ik wil net als de anderen zijn, maar ik weet dat ik samen met een ander meisje het slechtst zie van de groep. Mijn paniek is zo groot dat ik toch hard de naam van mijn leraar roep. Het blijft stil.
Als ik een tram hoor rinkelen, krijg ik een idee. Ze zijn vast al bij de halte! Zo snel als mijn ogen het toelaten, of eigenlijk sneller dan goed voor mij is, ren ik erheen. Bij het oversteken van de autoweg draait mijn hart overuren, omdat het inschatten van rijdend verkeer altijd lastig is.
De moed zakt me in de schoenen zodra ik bij de halte aankom. Er staat niemand. Voor de zekerheid roep ik toch weer de naam van de meester. Wat nu?
Hoopvol wacht ik toch nog op de groep en luister met gespitste oren naar mijn omgeving. Er verschijnt niemand. Zou ik ze voorbijgelopen zijn? Of zijn ze me aan het zoeken? Of zijn ze terug naar school gegaan om te kijken of ik daar ben? Moesten we misschien toch een andere tram hebben op een andere halte? Wat moet ik doen?
Na een paar minuten besluit ik terug naar school te lopen in de hoop dat ik de anderen onderweg tegenkom. Weer steek ik extra voorzichtig de drukke weg over, waarna ik langzaam naar school loop. De irritante herriemaker is weg en ook mijn klasgenoten kom ik niet tegen.
Bij school bel ik aan en de receptioniste is verbaasd mij te zien. Er wordt iemand naar buiten gestuurd om te kijken waar de groep is, maar ze zijn er niet. De receptioniste belt de locatie waar de workshop is om door te geven dat ik nog op school ben.
De rest van de dag breng ik bij de kleuters door. Ik baal daarvan, ik ben immers al tien! Dit is nog stommer dan het uitstapje. De hele dag vraag ik me af wat de anderen aan het doen zijn en of het misschien toch leuk is.
Conclusie
Achteraf bleek dat ik niet was gemist bij het lopen naar de tram. Pas na de overstap op een andere tram kwamen ze erachter dat ik er niet was. Er waren toen nog geen mobieltjes en de stagiaire ging terug met de tram om te kijken of ze me kwijtgeraakt waren tijdens de overstap. Mijn leraar ging door naar de locatie, waar hij hoorde dat ik nog op school zat. Wat mij vooral raakte was dat niemand mij had gemist. Was ik zo onbelangrijk?
Wat ik van de anderen hoorde over de workshop bevestigde mijn idee van ‘stom’. Ze hadden iets met muziek gedaan en hadden hiervoor o.a. dingen gedaan met opgeblazen varkensblazen. Ze hadden onderling wel lol gehad. Ik baalde dat ik dat had gemist.
En jij?
Is iemand jou weleens ergens vergeten of ben je iemand vergeten? Hoe liep dat af? Deel jouw verhaal hieronder in het reactieveld.
Nooit meer een Tikje Anders blog missen?
Blijf per e-mail op de hoogte van nieuwe Tikje Anders blogs. Vul je e-mailadres in in het invoerveld onderaan deze pagina en druk op de knop ‘Abonneren’. Of kijk hier voor meer info.
Volg Tikje Anders ook via Twitter, Facebook en Instagram.
Jeetje Debby wat nalatig van de leraar en dat niemand wat zei van waar is Debby.