Hoe kan ik lesgeven met mijn visuele beperking? (deel 2)

Deel dit bericht met je netwerk!

Om de vrijdag blog ik over hoe ik dingen aanpak met mijn visuele beperking. Het betreft zaken die mensen aan mij vragen of juist niet durven vragen. Deze keer deel 2 van: Hoe kan ik lesgeven met mijn visuele beperking?

Vooroordelen

‘Jij bent blind, dus je kunt niet lesgeven!’
Nou, mooi niet! Het kost mij meer tijd en energie, maar ik kan het wel.

Vooraf

Het geeft me altijd een goed gevoel anderen iets te leren. Zo heb ik visueel beperkte vrienden en kennissen computer- en/of iPhonetraining gegeven. Ik heb veel geduld en vind het niet erg dingen meerdere keren, eventueel op een andere manier, uit te leggen. Ook heb ik ervaring als gastspreker. Als ambassadeur (=vrijwilliger) van KNGF Geleidehonden, geef ik vanaf 2001 gastlessen op scholen en verzorg ik presentaties en lezingen bij bedrijven en verenigingen. Daarnaast heb ik tijdens mijn vaste baan bij KNGF Geleidehonden diverse rondleidingen, workshops en cursussen verzorgd. Door mijn werk als reporter voor een audiotijdschrift heb ik geleerd de juiste vragen te stellen om een gewenst antwoord te krijgen. Dit alles maakte dat ik besloot de lerarenopleiding te gaan doen. Ik had gehoord over andere blinde en slechtziende docenten en dacht dat ik het ook kon. Tussen 2007 en 2011 heb ik de hbo-opleiding tot tweedegraads docent geschiedenis gedaan. Tijdens mijn studie en daarna heb ik lesgegeven op diverse scholen. Ik heb zowel ervaring in het regulier als in het speciaal onderwijs. Mijn laatste baan was op een school met leerlingen met diverse beperkingen. Er waren o.a. leerlingen in rolstoelen, leerlingen met een autismespectrumstoornis en leerlingen met ADHD. Sommige hadden een meervoudige beperking.
Leerlingen, ouders en collega’s vroegen zich af hoe ik met mijn beperking les kon geven. Het afgelopen jaar heb ik daarover ook diverse vragen ontvangen van (aankomend) studenten met een visuele beperking, die graag docent willen worden.

Het leek me daarom een goed onderwerp voor een blogpost. De blogpost heb ik opgedeeld in twee delen. In deel 1 vertelde ik twee weken geleden over mijn studieperiode. In deel 2 lees je hoe het werkt in de praktijk in de klas en op school. Hieronder lees je het vervolgantwoord op de vraag: Hoe kan ik lesgeven met mijn visuele beperking?

Mijn schoolvoorkeur

Gedurende mijn stages voor mijn opleiding tot docent merkte ik dat ik het liefst lesgeef in het speciaal onderwijs. De kleinere klassen maken de klas voor mij overzichtelijker. Bovendien merkte ik dat, toen ik lesgaf aan een klas met dertig leerlingen, ik na een jaar nog niet alle leerlingen in de klas kende. Ik houd van persoonlijk contact met een leerling en dat lukte me niet in het regulier onderwijs. De kleinere klassen in het speciaal onderwijs, maken dat ik de leerlingen sneller uit elkaar kan houden en ze beter ken.
Ook is het voor mij beter een vaste baan te hebben met vaste klassen op mijn rooster. Ik ben een tijd invaldocent geweest bij Koninklijke Visio Onderwijs Amsterdam, waar ik lesgaf aan blinde en slechtziende leerlingen. Ik viel in voor vrijwel alle vakken, behalve gym en koken. Ik vond het lastig. Ik moest de leerlingen aan het werk houden. Het was vooral lastig omdat ik hun boeken niet kon lezen en niet wist wie wat moest doen. Ook kende ik de leerlingen niet goed genoeg. Hoe meer grip ik heb op deze zaken, hoe beter ik les kan geven.

 

In de blogposts ‘Hoe verliep de (instructie)periode met mijn tweede blindengeleidehond, Umbar?’ en ‘Hoe verliep de (instructie)periode met mijn derde blindengeleidehond, Tobias?’ lees je o.a. hoe de honden werden klaargestoomd om samen met mij les te geven en vertel ik over enkele lessen waar zij bij waren.

 

Orde houden en klassenmanagement

Hieronder leg ik uit hoe ik een klas in de hand houd en hoe ik een zo goed mogelijk lesklimaat probeer te creëren in mijn leslokaal.

Kennismaken met een klas

Als ik een nieuwe klas krijg, kijk ik het liefst de eerste keer dat ik ze ontmoet mee met een andere docent. Zo hoef ik zelf niets te doen en kan ik al mijn aandacht richten op de leerlingen. Welke leerling zit waar in het lokaal? Wie zijn de druktemakers? Wie zijn de lastposten? Hoe liggen de onderlinge verhoudingen?
Als ik daarna zelf lesgeef aan de klas, hoeft niet al mijn aandacht naar deze zaken te gaan. Tijdens mijn eerste eigen les zorg ik dat er voldoende tijd is voor de klas en mij om elkaar te leren kennen. Ik bespreek dan o.a.:

  • Eerst vertel ik over mijn visuele beperking en wat dat inhoudt voor mij in mijn dagelijks leven.
  • Ik stel mijn blindengeleidehond voor en leg hen uit wat de regels zijn rondom de hond. Niet aaien of afleiden als het tuig aan is. In de klas de hond rustig laten liggen op het kleedje.
  • Dan vertel ik wat mijn visuele beperking betekent voor de klas. Wat maakt mij of mijn les anders dan bij hun andere docenten.
  • Daarna mogen ze vragen stellen.
  • Dan is het mijn beurt hen te leren kennen. Ik vraag ze om de beurt zichzelf voor te stellen en iets over zichzelf te vertellen. Waarom zitten ze op deze school? Deze informatie helpt mij om te weten wat zij van mij nodig hebben. Ondertussen probeer ik te onthouden welke leerling waar zit.

 

In de blogpost ‘Echt blind’ lees je over een leerling, bij wie het kwartje dat ik niets zie, laat viel.

Oriëntatie in het lokaal

Op mijn laatste school gingen niet de leerlingen, maar de docenten van lokaal naar lokaal om les te geven. In een voor mij onbekend lokaal vraag ik als ik binnenkom aan de leerlingen of de docent, die op dat moment lesgeeft, waar het bord en het docentenbureau zijn.
Tijdens mijn eerste lessen blijf ik bij mijn bureau. Ik maak eerst een kaart in mijn hoofd met welke leerling waar zit. Ook onthoud ik welke routes te leerlingen dor het lokaal nemen als ze naar het toilet gaan of iets in de prullenbak gooien. Langzaamaan maak ik een kaart in mijn hoofd met daarop waar ongeveer de leerlingtafels staan en wat de handigste looppaden zijn tussen de tafels. Na een paar lessen maak ik mijn ronde door het lokaal langs de leerlingen. Dit gaat niet altijd ongehinderd. Er staan onverwacht lege tafels of er liggen schooltassen in het looppad. Ik beweeg me daarom langzaam door het lokaal, waarbij ik de grond voor me aftast met mijn voet. De blokkades die ik tegenkom sla ik op op de kaart die ik in mijn hoofd heb. Het is onmogelijk de ronde door het lokaal te doen met mijn geleidehond. De hond leert dat hij een meter breed is en schooltafels staan dichter bij elkaar dan dat. Ik heb het geluk dat ik een goede oriëntatie heb, waardoor ik me in een overzichtelijke ruimte zonder stok of hond kan verplaatsen.

In de blogpost ‘Hoe loop ik een route met mijn visuele beperking?’ lees je hoe ik mijn weg vind in bekende en onbekende ruimtes.

Namen leren

Doordat het speciaal onderwijs was, waren er regelmatig leerlingen die kortere of langere tijd afwezig waren. Niet iedereen werkte daardoor in hetzelfde hoofdstuk of in dezelfde paragraaf. Om overzicht te bewaren had ik op mijn laptop een bestand staan met de bestandsnaam ‘Wie is waar’, waarin ik al mijn klassen had staan, met daarbij de namen van alle leerlingen en waar ze waren in het werkboek.
Als ik een nieuwe klas kreeg, schreef ik namen over uit het leerlinginformatiesysteem. Zo wist ik hoeveel leerlingen er moesten zijn en welke namen ze hadden.
Op de laatste school, hadden leerlingen vaste plekken. Zij bleven in hun lokaal en de docenten gingen van klas naar klas. Dit maakte dat ik hun namen in mijn hoofd koppelde aan hun plek.
Elke les startte ik met het noteren van de aan- of afwezigheid van de leerlingen. Hierdoor wist ik wie er wel of niet waren. Eén voor één noemde ik de namen op en moesten ze me antwoorden. Dit maakte dat ik snel wist wie waar zat. De grapjas die expres niets zei, werd vaak genoeg, bewust of onbewust, verraden door een klasgenoot. In het enkele geval dat dit niet gebeurde, hadden ze alsnog pech, omdat ik ze als afwezig (of te wel spijbelen) in het leerlinginformatiesysteem opgaf.
Na meerdere lessen leerde ik leerlingen herkennen aan hun stem. Eerst de leerlingen met de bijzondere stemmen en later de rest. Het enige meisje in een klas is makkelijk te herkennen. Net als de enige jongen met de baard in de keel.

In de blogpost ‘Hoe herken ik mensen met mijn visuele beperking?’ lees je hoe ik mensen herken als ik ze tegenkom. Hoe weet ik wie wie is?

Geen vingers opsteken

In mijn introductieverhaal aan nieuwe klassen vertel ik dat als ze iets willen vragen of zeggen tijdens de les dat ze hardop moeten zeggen: ‘Juf ik heb een vraag.’ Vingers opsteken helpt niet. Als je bij mij in de klas je vinger opsteekt, krijg je een lamme arm. Je kunt hem de hele les opgestoken houden, maar ik zie hem niet.
Op een gegeven moment had ik een leerling die dat niet durfde. Ik liet haar op haar tafel kloppen als ze hulp wilde hebben.

Orde houden

Na een paar lessen weet ik welke leerlingen ik extra in de gaten moet houden. In eerste instantie denken ze dat ze bij mij veel kunnen uithalen, omdat ik niet zie. Die illusie zijn ze al snel kwijt. Ik zie niets, maar mijn oren werken prima. Als ik iets merk, spreek ik een leerling er direct op aan. Als ik niet 100% zeker weet wie het is, spreek ik de hele klas aan of ik spreek mijn grootste verdachte aan. Ik zeg dan eerlijk dat ik het niet kan bewijzen dat hij/zij het is, maar geef wel een waarschuwing dat ik weet dat er iets speelt en dat dat moet stoppen. Ik gebruik vaak humor als ik voor de klas sta om de leerlingen bij de les te houden. Mijn eerste waarschuwing is vaak ook iets met humor, maar wel scherp, zodat ze weten dat ze op moeten passen.

Ondanks dat ik het niet zie, weet ik vaak wie ik moet hebben. Leerlingen verraden zichzelf. Voorbeelden zijn:

  • Een drukke leerling wordt ineens stil of vertoont gedrag dat hij normaal niet doet. Dat is voor mij verdacht.
  • Giechelen, fluisteren en/of gerommel bij steeds dezelfde leerlingen, betekend dat er iets aan de hand is.
  • Propjes papier of vliegtuigjes hoor ik in de lucht niet, maar als ze vallen, weet ik precies bij welke leerling dat is. Soms wacht ik expres even totdat ik de retour plof hoor. Zo weet ik precies wie er aan het klooien zijn.
  • Stiekem lopen door het lokaal maakt toch geluid. Is het niet de leerling dan is het een andere leerling die hier, op een of andere manier, op reageert.
  • Leerlingen die omgekeerd op hun stoel zitten en niet naar mij kijken, klinken anders dan als ze recht vooruit praten. Het geluid wordt vervormd. Dit geldt ook voor leerlingen die vooroverhangen over hun tafel.

 

Hieronder een gesprekje met een leerling met autisme en ADHD:
‘Juf, ik heb een vraag,’ hoor ik een van de druktemakers in mijn klas zeggen.
‘Stel hem eens,’ zeg ik glimlachend. Deze jongen heeft altijd iets innemends ondanks zijn drukke gedrag. Wat heeft hij nu weer? Ik hoor aan zijn stem dat het geen lesvraag is.
‘U ziet het toch niet als ik een piemel op het bord teken?’ vraagt hij met een hoorbare grijns.
Met mijn strenge juffenstem zeg ik: ‘Nee, ik zie dat inderdaad niet X, maar ik weet het wel. Dus dat doe je niet.’
De les gaat verder. Ineens hoor ik geschuifel achter me en een leerling in de klas giechelt. Dan realiseer ik me dat ik de stem van X, die in de les lastig stil te krijgen is, niet meer hoor. Het is verdacht stil. 1 + 1 + 1 = 3. Zonder me om te draaien zeg ik: ‘X stop daarmee en veeg die piemel uit.’
‘Ah… Hoe wist u dat!’ klinkt het gefrustreerd.

Incidenten

Op een school gebeuren helaas wel eens ergeren dingen dan het gooien van propjes. In mijn eerste week op mijn vorige school werd ik meteen op de proef gesteld. Ik stond alleen voor een 2e klas. Halverwege de les gingen twee leerlingen elkaar te lijf in het lokaal. Ik probeerde bij ze te komen, maar kende het lokaal nog niet goed genoeg. Toen ik eenmaal door het oerwoud van tafels heen was, had de ene leerling de andere leerling al een klap verkocht en was het lokaal uitgerend. Ik werd onzeker en twijfelde of ik de goede keus had gemaakt om van een kantoorbaan bij KNGF Geleidehonden naar het onderwijs te gaan. Ook was ik bang dat de school zich zou bedenken en spijt zou hebben dat ze mij hadden aangenomen. In de pauze vertelde ik het verhaal in de personeelskamer. Het eerste dat iemand zei was: ‘Welkom in het speciaal onderwijs. Maak je niet druk. Dat gebeurt hier regelmatig.’ Ineens voelde ik me een stuk beter. Het kwam dus niet door mijn beperking. Het overkwam de docenten met twee goede ogen ook wel eens.
In mijn carrière heb ik een paar van dit soort incidenten meegemaakt. Door daarna met de betreffende leerlingen, en indien nodig hun klasgenoten, te praten, kwam ik er achter wat er gebeurd was en waarom.

Omringende zaken

Lesgeven is niet alleen orde houden. Het gaat ook om de tools en randvoorwaarden om dat aspect heen.

Schoolgebouw leren kennen

In een nieuwe school moet ik de weg leren. Dit doe ik meestal op een rustig moment met mijn partner of een collega. Ik hoef niet alle ins en outs te weten. De basiszaken zijn het belangrijkst. Waar is de docentenkamer? Waar is het toilet? Waar zijn de in- en uitgangen? Waar zijn de lokalen waarin ik lesgeef? De minder belangrijke dingen leer ik gedurende het schooljaar. Bijvoorbeeld als ik een keer voor een collega inval in een ander lokaal of als we vergaderen in een specifiek lokaal of op een leerplein. Al deze informatie wordt automatisch toegevoegd aan de kaart in mijn hoofd.
Het volgende schooljaar doe ik dit dunnetjes over, omdat de klassen en lokalen dan verwisseld worden.

In de blogpost ‘Narnia’ lees je hoe ik ondanks jaren op een schol te werken, alsnog niet alle hoekjes en gaatjes hoef te kennen.

 

Materialen en techniek

Tijdens het lesgeven maakte ik gebruik van hulpmiddelen en hulpbronnen.

Laptop met screenreader en brailleleesregel

Voor mijn werk gebruikte ik een zelf gekochte laptop met daarop een speciaal softwarepakket, genaamd JAWS. JAWS is een screenreader, die vergoed wordt door het UWV. Dit betekent dat het programma tekst op het scherm omzet in spraak en braille. Voor dit laatste had ik een los apparaat: een brailleleesregel.
Op mijn laptop werkt ik o.a. met:

  • Outlook: Voor het mailen met collega’s, ouders en leerlingen;
  • Word: Voor het maken van aantekeningen en het lezen van boeken;
  • Excel: Voor mijn eigen cijferadministratie;
  • PowerPoint: Voor presentaties;
  • Somtoday: Om de aan- en afwezigheid van leerlingen te registreren, te registreren wie wel of niet het huiswerk maakte, op te zoeken welke leerling in welke klas zat en contactgegevens van leerlingen en ouders op te zoeken.

 

In de blogpost ‘Hoe gebruik ik een computer met mijn visuele beperking?’ lees je meer over de werking van screenreaders en brailleleesregels.

 

Lesboeken

De boeken van de leerlingen kon ik niet lezen, daarom kreeg ik mijn lesboeken via Dedicon. Deze organisatie zet studie- en vaklectuur om in aangepaste vorm. In mijn geval waren dit Word-bestanden met daarin de werk- en leesboeken van al mijn klassen.
Als docent kun je via de uitgever van de lesmethode docentenmateriaal krijgen. Hiervoor moest ik inloggen op een niet al te toegankelijke omgeving. Ik deed dit aan het begin van het schooljaar en downloadde in één keer alles wat ik nodig had voor het hele jaar. Antwoordenmodellen, docentenhandleidingen, extra materiaal, toetsen, e.d. Meestal was dit alleen nodig bij het gebruik van een nieuwe lesmethode. Scholen doen gelukkig meerdere jaren met een methode, dus heel vaak hoefde ik dit niet te doen.
Het lastige was daarna dat ik verschillende documenten op mijn laptop open had staan tijdens de les, o.a. werkboek met de vragen, het antwoordenmodel met de antwoorden en mijn wie-is-waar-lijst. Hierdoor moest ik aldoor heen en weer tabben tussen de verschillende vensters. Ik heb er uiteindelijk voor gekozen deze samen te voegen tot een document. Het was een flinke klus, waaraan ik veel heb gehad. Zo had ik de vragen die de leerlingen in hun boek hadden staan en onder de vraag het juiste antwoord.
Voor de opdrachten met plaatjes kreeg ik hulp van mijn partner en collega’s. Hun uitleg schreef ik in mijn document bij de betreffende vraag, zodat ik de leerling goed kon helpen. Een voorbeeld hiervan is:
Vraag in het boek: Hoe kun je aan de afbeelding zien dat de Fransen aan de macht waren toen Napoleon Amsterdam bezocht?
Als een leerling het niet weet, geef ik de tip om goed naar de gebouwen te kijken. Als ze het dan nog niet weten, wijs ik ze op de vlaggen. Van welk land zijn die? Zo komen we er samen altijd uit, omdat ik weet wat het belangrijke element is.
Als een leerling een vraag heeft, laat ik ze het opdrachtnummer zeggen, waarna ik de vraag opzoek of ik laat ze de vraag voorlezen. Als ik de vraag hoor, weet ik wat het antwoord is.

Huiswerk

Het liefst geef ik huiswerk mondeling op en laat ik het door een leerling op het bord schrijven. De laatste school waarop ik werkte, maakte gebruik van het leerlinginformatiesysteem Somtoday. Hierin werd door de docent het huiswerk gezet. Helaas was het systeem niet toegankelijk genoeg voor mij. Invoeren van huiswerk kon ik niet doen. In het begin deed mijn partner dit voor mij en later had ik iemand op school die voor mij de zaken in Somtoday regelde. Ik stuurde hen een mail met wat erin moest en zei voerden het voor mij in.
Controleren of leerlingen hun huiswerk hadden gemaakt, deed ik door tijdens mijn aan- en afwezigheidsronde te vragen wie waar was in het werkboek. Een deel was hier eerlijk over, een ander deel loog. Deze laatsten kwamen daar, over het algemeen, niet mee weg, omdat ik daarna het huiswerk klassikaal besprak. Zo wisten de leerlingen of zei het juiste antwoord hadden opgeschreven tijdens het maken van het huiswerk en wist ik wie niets had ingevuld. Als een leerling meerdere keren het antwoord niet wist, wist ik dat ze niets hadden gedaan.
Ik kon niet hun werkboek inzien. Als ik sterke verdenkingen had, vroeg ik hun mentor of een klassenassistente het werkboek voor mij te bekijken. Zo wist ik alsnog of ze hun huiswerk maakten.
Wie geen huiswerk maakte kreeg van mij een kruisje achter zijn of haar naam in mijn wie-is-waar-lijst. Bovendien moest ik dit ook aangeven in Somtoday bij de aan- of afwezigheid van de leerling.
Leerlingen moesten af en toe inleveropdrachten naar mij mailen. Dit waren dan opdrachten waarvoor ze een cijfer kregen.

(Digitaal) schoolbord

In een klas probeer ik altijd zo snel mogelijk te weten wie er handig is met techniek en wie mooi en duidelijk kan schrijven. Dit zijn mijn klassenhulpjes. Bij schoolborden waarop met krijt of stift geschreven wordt, laat ik een leerling opschrijven wat ik dicteer. Als er een digibord is vraag ik een leerling mij te helpen met het connecten van mijn laptop. Om dit te doen, moet er hier en daar op het bord getikt worden om de connectie tot stand te brengen.
Het liefst geef ik les zonder bord. Het zijn toch weer extra handelingen en mijn ervaring is dat techniek helaas niet altijd meewerkt.
Om films en documentaires te laten zien, heb ik een eigen dvd-speler. Ik weet precies hoe de afstandsbediening werkt en al mijn dvd’s zijn voorzien van een braillelabel met de naam van de dvd. Als er een digibord is laat ik een leerling het door mij gewenste filmpje opzoeken op internet.

Leerlinginformatiesysteem

Scholen hebben een leerlinginformatiesysteem om zaken als aan- en afwezigheid, cijfers, contactgegevens, huiswerk en incidentmeldingen te noteren. Ouders, leerlingen en docenten kunnen deze gegevens inzien. Het huiswerk en de aan- en afwezigheid kon ik zelf invoeren. Voor al het andere had ik hulp nodig. Ik noteerde alle info zo duidelijk mogelijk in een mail en stuurde dit naar mijn helper. Eerst was dit mijn partner en later een personeelslid van de school. Deze voerde voor mij de gegevens door in het systeem.

Ontwikkelingsperspectief (OPP) en Toelaatbaarheidsverklaring (TLV))

Op mijn laatste school moest ik als mentor bijdragen aan twee belangrijke documenten voor de leerling: het ontwikkelingsperspectief (OPP) en de Toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Dit moest in een speciaal format. De formulieren waren voor mij niet in te vullen, omdat de velden niet gelabeld waren met een naam. Ik wist dus niet wat ik waar moest invullen.
Gelukkig had elke klas twee mentoren. Wij gingen er samen voor zitten en bedachten wat er waar moest worden ingevuld. Mijn collega typte het vervolgens in. Ik vond dit een fijne manier van werken. Als ik geen probleem met mijn zicht had gehad, had ik het ook zo gedaan. Twee weten meer dan één. Even over een leerling praten, helpt om je gedachtenprocessen te stimuleren.

Overige zaken

Er zijn een paar dingen die niet onder bovenstaande kopjes vallen.

Van lokaal naar lokaal

Het liefst heb ik een eigen lokaal, omdat ik daar weet waar alle tafels staan en hoef ik me niet na elke les te verplaatsen. Een verplaatsing van lokaal naar lokaal betekent, iedere keer weer mijn laptop afsluiten en inpakken en in het volgende lokaal weer alles uitpakken, neerzetten en opstarten. Ook alle materialen, zoals dvd’s, reserveboeken voor de leerlingen en mijn braillenotities moesten mee. Hiervoor had ik een koffiekar. Al mijn spullen lagen op de kar. Deze trok ik achter me aan, terwijl ik met mijn blindengeleidehond door de gang liep. Af en toe vroeg ik een leerling de kar voor mij naar de volgende klas te brengen. Het voordeel hiervan was dat ik de laptop aan kon laten staan.

Antispiekpreventie

Bij toetsen kregen de leerlingen hun toetsen op papier. Ze moesten hun antwoorden op een laptop of tablet intypen en deze daarna naar mij mailen of op een usb-stick zetten. Om te zorgen dat ze niet spiekten, was er tijdens toetsen een klassenassistente in mijn les. Zij hield de leerlingen in de gaten om te voorkomen dat ze op internet naar antwoorden zochten of spiekbriefjes gebruikten.
Af en toe hadden ze een mondelinge toets, waarmee ik hun begrippen en personen kennis van het hoofdstuk testte. Ik noemde een willekeurig begrip en de leerling gaf de definitie. Of ik noemde een definitie en zij zeiden welk(e) persoon of begrip daarbij hoort. Na elke vraag typte ik een min- of plusteken op mijn laptop. Na afloop had ik meteen een cijfer. Een groot voordeel is dat ik geen laptop of tablet voor een leerling hoefde te regelen voor een korte toets. Ook het verkrijgen van de bestanden was soms gedoe. Digitaal werkte niet altijd alles mee op school en ik was verbaasd hoe weinig leerlingen weten hoe ze moeten mailen of een bestand moeten opslaan.

Hondenallergie of -angst

Het gebeurde een paar keer dat een leerling bang was voor honden of allergisch was. Als het niet hielp om achter in de klas te zitten (dus ver weg van de geleidehond) regelde ik dat tijdens die les mijn geleidehond tijdens dat lesuur ergens anders op school kon blijven.

Wat kan ik niet als visueel beperkte docent?

De eerdergenoemde hobbels kon ik oplossen met hulp van anderen of het inzetten van hulpmiddelen. Er waren echter een paar dingen die ik helemaal niet kon doen, die wel bij mijn functie hoorden.

Pauzewacht

Elke docent loopt minstens eens in de week pauzewacht. Dit houdt in dat je door de school loopt of over het terrein en de leerlingen op afstand in de gaten houdt. Dit is voor mij onmogelijk. Ik was daarom vrijgesteld van deze taak.

Kamp en excursies

Hierbij had ik hetzelfde probleem als in het punt hiervoor. Ik kon de leerlingen niet zien en in de gaten houden. Bovendien kende ik de omgeving niet en dan is het lastig een groep te leiden. Dat betekende dat er altijd een extra docent mee moest als ik meeging. Wat weer betekende dat er op school een docent minder was. Meestal bleef ik daarom op school, zodat ik de docenten die er niet waren, vanwege kamp, kon vervangen.

Voordelen van het hebben van een visuele beperking als docent

Naast de nadelen zijn er ook voordelen van het hebben van een visuele beperking als docent.

Rolmodel

Als visueel beperkte docent fungeer je als rolmodel voor de leerlingen. Leerlingen zonder beperking zien dat mensen met een beperking gewoon meedraaien in de maatschappij. Zij krijgen hierdoor een beter beeld van mensen met een beperking. Leerlingen met een beperking kunnen zich optrekken aan iemand die lesgeeft met een beperking. Zij herkennen zichzelf erin en zien dat hun beperking hen niet hoeft te belemmeren in hun beroepskeuze.
Bovendien bespreken leerlingen met een beperking sommige dingen makkelijker met iemand anders met een beperking. Zo vroeg een leerling mij ooit: ‘Juf, bent u vroeger ook wel eens gepest met uw beperking?’
Ook ouders leren van een docent met een beperking. Ook zij zien dat je ondanks een beperking een gewoon leven hebt.

Hond aaien als beloning

Leerlingen die gek waren op honden mochten als ze zich tijdens de les netjes hadden gedragen mijn geleidehond aan het eind van de les even aaien. Ook merkte ik dat mijn blindengeleidehond rustgevend werkte voor sommige leerlingen. Sommige leerlingen met autisme of ADHD kwamen helemaal tot rust door met de hond te knuffelen of ertegenaan te liggen.

Ik raak niet snel afgeleid van gekke bewegingen

In een van mijn klassen zat een jongen die aldoor moest bewegen. Hij liep vaak door het lokaal. Ik wist dat hij wel luisterde en meedeed. Een psychologe die hem tijdens meerdere lessen observeerde, zei achteraf tegen me dat ik de enige was die niet op de jongen reageerde, waardoor hij bij mij rustiger was dan in andere lessen.

Meer weten?

KNGF Geleidehonden heeft me in 2019 geïnterviewd, over mijn baan als docent, voor een artikel op hun site. Het is een heel leuk stuk geworden. Je leest het artikel ‘Blind voor de klas in het voortgezet onderwijs’ hier.

Ervaringen van andere blinden en slechtzienden

Ik ben lang niet de enige docent met een visuele beperking. Er is een blinde docent Frans en een slechtziende die de opleiding voor eerstegraads docent Frans heeft gedaan. Ook weet ik van een slechtziende en een blinde docent Engels. Een docent Nederlands. Een zeer slechtziende docent biologie, die lesgeeft op een school voor blinden en slechtzienden. Verder bestaat er een blinde muziekdocent die lesgeeft op een reguliere school. Al deze mensen werken op het voortgezet onderwijs.
In andere onderwijstakken werken ook visueel beperkte docenten. Zo ken ik een slechtziende klassenassistente, die werkt op een basisschool voor blinden en slechtziende kinderen. Onlangs hoorde ik van een slechtziende mbo-docent, die allerlei vakken voor verzorgende geeft. Verder weet ik van drie blinde universitairdocenten. Eentje geeft het vak Rechten, een ander geeft Letterkunde en de laatste richt zich op vakken rond vertalingen Duits en Frans. Ten slotte weet ik van meerdere visueel beperkte trainers op diverse gebieden en mensen die lezingen geven.
Ik heb de meesten nooit ontmoet en weet niet hoe zij hun opleiding hebben gedaan en waar ze tegenaan liepen. Ze werken in ieder geval allemaal al jaren zonder problemen in het onderwijs.

Ook nieuwsgierig?

Ben jij ook benieuwd naar hoe ik iets aanpak met mijn visuele beperking? Stuur me een bericht en misschien lees je het antwoord op jouw vraag in de volgende ‘Hoe doe je dat?’.

Nooit meer een Tikje Anders blog missen?

Blijf per e-mail op de hoogte van nieuwe Tikje Anders blogs. Vul je e-mailadres in in het invoerveld onderaan deze pagina en druk op de knop ‘Abonneren’. Of kijk hier voor meer info.
Volg Tikje Anders ook via Facebook en Instagram.

Deel dit bericht met je netwerk!

Laat hieronder jouw reactie achter op bovenstaande blog

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.