Door een gesprek met een kennis over de stress van treinreizen, dacht ik ineens aan een situatie van jaren geleden die nog steeds hoog in mijn irritatie-top-10 staat.
Maandag 15 februari 2010
Sommige organisaties kunnen je het bloed onder de nagels vandaan halen: UWV, CIZ en NS spannen voor mij vaak de kroon. Op alle drie moet je eindeloos wachten, en excuses zijn net zo zeldzaam als een lege trein in de spits. Mijn laatste frustratie met de NS begon, zoals altijd, onschuldig.
Vanmorgen loop ik rond 12.30 uur over station Duivendrecht, waar ik door de geur van patat de verleiding niet kan weerstaan. Ongezond, ik weet het, maar af en toe moet je je maag volgen. De patat laat op zich wachten, en tot mijn frustratie hoor ik mijn trein wegrijden terwijl ik op mijn bestelling wacht. Met mijn lunch eindelijk in handen zoek ik een bankje op het perron, waarop ik ga zitten en mijn blindengeleidehond Umbar tussen mijn benen laat liggen. Heerlijk die warme patat wanneer het zo koud is en je trek hebt.
Na tien minuten komt er een trein aan op het perron voor mij. Ik twijfel of het die naar Weesp is. Als ik wil opstaan om het aan iemand te vragen, merk ik dat mijn laptoptas vastzit aan de bank. Een klemmetje van de buikriem van de tas heeft zich door de spijlen van de bank gewurmd. In één hand balanceer ik mijn bakje patat en met de andere, waarbij de hondenriem om mijn pols zit, draai ik me in een ongemakkelijke houding om het klemmetje los te krijgen. De trein staat inmiddels al een halve minuut met open deuren voor mijn neus. Paniek slaat toe. Ga ik wéér mijn trein missen door een stom bakje patat?
Gefrustreerd ruk, friemel en trek ik zonder resultaat. Gelukkig schiet een vrouw te hulp. Ze bevrijdt me, en ik vraag of dit de trein naar Weesp is.
‘Ik weet het niet,’ zegt ze, ‘ik kijk wel even.’ Ze rent naar het informatiebord en komt licht hijgend terug. ‘Deze trein gaat naar Lelystad, dus ik denk het wel.’
Dat is echter onvoldoende zekerheid. Vanaf dit perron vertrekt namelijk óók een rechtstreekse trein naar Lelystad die niet in Weesp stopt. Aarzelend zet ik mijn voet op de eerste tree en laat Umbar instappen. De vrouw zegt ineens: ‘Ik weet toch niet zeker of dit de goede trein is.’
Precies op dat moment fluit de conducteur en roept: ‘Opschieten!’
We roepen naar hem of de trein in Weesp stopt, maar nog voor ik een antwoord hoor, fluit hij weer en klappen de deuren dicht — met mij er bijna tussen. Umbar er nog uittrekken gaat niet lukken, dus ik duik naar voren om niet klem te komen. De vrouw geeft me nog een extra duwtje. En dan sta ik vloekend in een trein waarvan ik niet weet of hij de juiste kant opgaat. Buiten hoor ik de rennende voetstappen van de vrouw en hoor ik haar naar de conducteur roepen welke trein dit is.
Heet van woede loop ik de coupé in, waar ik aan een medepassagier vraag of de trein stopt in Weesp. Dat blijkt niet het geval te zijn. Shit! Saggerijnig plof ik neer op een bank en eet de laatste, inmiddels lauwe patat op, zodat ik het bakje kan dumpen in de vuilnisbak en ik mijn hand weer vrij heb voor andere dingen. Daarna ga ik door de rijdende trein op zoek naar die *** van een conducteur.
Na door twee coupés strompelen geef ik het op. Als zeer slechtziende door een rijdende trein struinen is bepaald geen pretje. Uiteindelijk laat ik me gefrustreerd zakken op een klapstoel op het balkon en bel een vriend om onze afspraak te verschuiven en stoom af te blazen: ‘He met Deb. Door die *** NS ben ik te laat. Ik zat net haast tussen de treindeur…’
Ineens staat de conducteur naast me. Ik stort mijn woede over hem uit. De man blijft onverstoorbaar rustig, wat me alleen maar meer irriteert. Dan zegt hij: ‘De dame die bij u was, stak haar handen omhoog toen ik had gefloten. Doordat u met de hond instapte nam ik aan dat u mee moest. U bleef in de deur staan en daarom riep ik dat u moest opschieten.’
‘We riepen naar u of dit de juiste trein was, maar u zei niets., zeg ik beschuldigend.
‘Daar weet ik niets van. Maar, ik ga u niet vertellen hoe u met uw hond om moet gaan, maar u stond buiten en de hond was al binnen, dat is onverantwoordelijk.’
De laatste zin laat mijn woede weer oplaaien en ik bijt hem toe: ‘Dat is niet waar! Als ik ergens op let, is het of de hond niet tussen de deur kan komen. Ik zorg altijd dat ik zelf tussen de schuifdeuren sta tot de hond veilig is. Umbar stond al in de trein en ik stond met mijn ene voet op het perron en met mijn andere voet op de eerste tree.’
‘Hoe dan ook,’ zegt hij op diezelfde irritante toon, ‘deze trein stopt niet in Weesp. De eerste halte is Almere.’
Ik snauw dat ik daar niet blij mee ben. Ik ken station Almere niet en zie de bui al hangen. Tot mijn verbazing begint de conducteur in zijn mobilofoon te praten. Hij vraagt de machinist een extra stop in Weesp te maken.
En ja hoor, nog geen drie minuten later staan Umbar en ik op het juiste perron. Dankbaar maar nog steeds woedend loop ik weg. Geen excuus, maar wél sneller op mijn bestemming dan gepland. Ironisch genoeg heeft deze irritante situatie me uiteindelijk zelfs tijd bespaard, want de trein die ik echt had moeten hebben komt hier pas over ruim vijf minuten aan.
Nooit meer een Tikje Anders blog missen?
Blijf per e-mail op de hoogte van nieuwe Tikje Anders blogs. Vul je e-mailadres in in het invoerveld onderaan deze pagina en druk op de knop ‘Abonneren’. Of kijk hier voor meer info.
Volg Tikje Anders ook via Twitter, Facebook en Instagram.
Jeetje Debby, wat een verhaal. Maar gelukkig met goeie afloop.