Vier keer per jaar lees je hier gastblogs van anderen met een visuele beperking. In 2024 worden deze verzorgd door Elian Deenik.
Over de auteur
Van jongs af aan is Elian Deenik zeer slechtziend. Met 2 dochters en blindengeleidehonden Lola en Pelle (gepensioneerde geleidehond) woont ze in Haarlem. Sinds 1999 maakt ze interviews en reportages voor audiotijdschriften van De Voorste Kamer (onderdeel van Dedicon).
Als gastredacteur bij Debby schrijft ze uit eigen ervaring; want als zeer slechtziende kom je telkens voor verrassingen te staan.
Herinnering uit mijn studententijd
Al maanden heb ik een te hoge oogdruk in mijn linkeroog. Er valt niet tegenop te druppelen, tabletten te slikken of te opereren. Na weer een nacht vol pijn beland ik bij de oogarts. Hij kijkt en zegt: “Dat oog is dan finito.” Vanaf nu moet ik het doen met mijn rechteroog waarmee ik twee procent zie, wazig, onscherp, met een klein gezichtsveld. En met mijn linkeroog dat vanaf nu zelfs helemaal geen licht meer ziet.
Omdat dat linkeroog zonder de oogdruk ook nog eens heel klein wordt, krijg ik uiteindelijk een kunstoog.
Het is een oog in de vorm van een schelpje, dat is gemaakt van glas. Ik draag het in mijn linkeroog om het mee op te vullen. Mijn oogwit, iris en pupil zijn er natuurgetrouw op afgebeeld. De iris op de lens is blauw, net zoals mijn ogen. Elk haarfijn lijntje en kleurtje is erop geschilderd. Mensen denken nu dat dát mijn goede oog is.
Jaarlijks krijg ik een nieuw kunstoog. De Nederlandse ocularisten maken kunstogen van kunststof. Omdat kunststof mij niet goed bevalt, ga ik voor glas.
Tot 2021 kwamen glasblazers van de Duitse firma Ad Müller en Söhne geregeld naar Nederland. Inmiddels is Müller daarmee gestopt. Sinds 2023 kan ik tot mijn opluchting terecht bij ocularist Benjamin Flettner, die voorheen bij Müller werkte. Een paar keer per jaar komt hij in Nederland, op verschillende locaties.
Terug naar 1995. Vanwege de eerste afspraak voor mijn glazen kunstoog reis ik met de trein naar Bussum. Na het uitchecken vraag ik de weg aan een voorbijganger, deze verwijst me naar de taxistandplaats tegenover het station. “Albrechtlaan?” herhaalt een van de chauffeurs, ”Ik loop met je mee.” Tijdens het lopen vraagt hij honderduit over mijn geleidehond. Nu ik vermoed dat we er bijna zijn, schud ik hem af. Hij hoeft niet te weten wat ik hier ga doen.
“Op welk nummer moet je zijn?” vraagt hij. “Vanaf hier vind ik het zelf”, zeg ik vastberaden, alsof ik huisnummers kan zien.
“Welk nummer?” herhaalt hij onverstoorbaar.
“Op nummer zestien”, zeg ik.
“Daar is het!” Hij beent voor mij uit. Mijn geleidehond dribbelt naast me om hem bij te houden.
“Waar moet je precies zijn?” Ik doe of ik hem niet versta. “Vanaf hier lukt het zelf. Dank u! Fijne dag!”
“Ad Müller en Sohne”, leest hij vanaf het naambordje. “Instituut voor kunstogen…”
Daar stokt ons gesprek. Hij drukt op de bel. Ik voel tranen, ook onder mijn kunstoog. Ik duw de deur open, gauw naar binnen.
Ik ben verdrietig over het verlies van mijn eigen oog, dat ik er anders uit zie en dat zelf niet eens kan zien. Het kunstoog zit niet lekker, mijn eigen kleine oog eronder is continu geïrriteerd. Het dragen van m’n kunstoog moet ik stap voor stap opbouwen om eraan te wennen. Maar ik krijg het niet voor elkaar om het erin te stoppen. Het lukt me niet dat schelpje over mijn ingevallen oog te schuiven. Het gaat tegen iets in, tegen mijn verdriet over het verlies van mijn eigen oog en ook het primitieve van het zoiets groots proppen over een onwennig klein aanvoelend oog.
Ik blijf proberen, maar uiteindelijk overweeg ik om mijn kunstoog uit het zolderraam te smijten.
Twee huisgenoten bieden aan te proberen de lens, zoals ik het kunstoog liever noem, in mijn oog te stoppen. Hoe ongemakkelijk dit ook voelt, ik neem hun aanbod aan. Ik leg uit wat er moet gebeuren en… dat lukt ze allebei! Dankzij hen kan ik mijn kunstoog dagelijks dragen, elke keer wat langer.
Maar het zelf indoen van de lens blijft problematisch. Ik probeer nog eens met een vriend die geneeskunde studeert of hij mij zover kan krijgen. Hij doet zijn best maar… nee.
Na mijn afstuderen ga ik voor beroepsvoorbereidende revalidatie naar Het Loo Erf, een centrum voor blinden en slechtzienden in Apeldoorn. Daar vraag ik de verpleegkundigen dagelijks of ze mijn lens in willen doen. Dat doen ze, maar vrijwel niemand heeft ervaring. Dat levert een pijnlijk oog op. Dit moet ik zelf toch ook kunnen…
Onder de revalidanten ontmoet ik een man die net als ik een kunstoog draagt. Ik vraag hem uitgebreid te beschrijven hoe hij zijn kunstoog in doet. Ik vraag door tot ik denk dat ik hem snap.
Ik neem de lift naar mijn kamer. Met het zuignapje trek ik mijn kunstoog uit mijn linkeroog. Ik spoel het af, plof op mijn bed en doe hoe ik denk dat het moet. Met mijn linker middelvinger en wijsvinger houd ik mijn oog wijd open, met mijn rechterhand probeer ik het kunstoog er van onderaf in te schuiven. Opeens ben ik het kwijt! Gelukt!
Ik bel de centrale. De dienstdoende verpleegkundige Margreet, mijn favoriet, heeft dienst. Zij komt even naar mijn kamer. Als ik haar mijn overwinning vertel, drukt ze mij stevig tegen zich aan. “Het oog zit goed”, zegt ze. Het is gelukt! Vanaf nu doe ik het zelf!
In de gastblogs ‘Jantje Beton’ en ‘Zeer slechtziende moeder’ lees je meer verhalen van Elian Deenik.
Nooit meer een Tikje Anders blog missen?
Blijf per e-mail op de hoogte van nieuwe Tikje Anders blogs. Vul je e-mailadres in in het invoerveld onderaan deze pagina en druk op de knop ‘Abonneren’. Of kijk hier voor meer info.
Volg Tikje Anders ook via Twitter, Facebook en Instagram.
Wat goed dat het uit eindelijk toch gelukt is met het inbrengen.