Deze week is er geen Voelhoorn-blog, omdat ik nog steeds door een beknelde zenuw niet lang achter de pc mag zitten. Daarom deze week weer een blogpost uit de oude doos.
Van de week werd ik herinnerd aan onderstaand voorval uit 2010. Net als de ondernemer van ‘In de kou’ (mijn blogpost van vorige week), heb ik deze slager, die mij beschuldigde van diefstal, nooit meer bezocht. Onderstaande blog publiceerde ik in die tijd op Hyves. Ik heb hem voor jullie opgepoetst.
Donderdag 7 oktober 2010
Nu ik dit schrijf raast de adrenaline nog steeds door mijn lijf. Vijf uur geleden kookte ik van woede. De hele namiddag en avond was ik van slag en had totaal geen trek. En dit omdat ik van diefstal ben beschuldigd. Ongelooflijk!
Vanmiddag was ik naar het centrum van Weesp om een usb-kabel te kopen. Op de terugweg liep ik langs bij de slager om een paar kant-en-klaarmaaltijden te halen voor in de vriezer. Dat doe ik vaker. De laatste tijd heb ik het zo druk met mijn studie en stage dat ik geen puf of tijd heb om te koken.
Toen ik binnenkwam, hoorde ik gemompel achter de balie. Ik deed mijn bestelling en rekende af. Bij het naar buiten lopen, werd ik aangesproken door een mannenstem: ‘Mag ik u wat vragen?’
‘Ja hoor,’ zei ik.
‘Heeft u de laatste keer dat u in de slagerij was misschien per ongeluk een Blokkertas en een slagerijtas van iemand anders meegenomen?’
Wat vraagt hij me nou? Ik was de week daarvoor met een vriendin wezen winkelen en we sloten de ronde af bij de slagerij. Tijdens het wachten, stonden onze tassen op een bankje in de zaak. Na het afrekenen, pakten we onze spullen en gingen naar huis. Lichtelijk beledigd gaf ik de man antwoord: ‘Nee.’
Deze ontkenning was blijkbaar niet genoeg en hij vroeg: ‘Weet u dat zeker?’
Geïrriteerd zei ik: ‘Ja, dat weet ik zeker. Toen ik thuis mijn tasjes uitpakte, waren het alleen mijn gekochte spullen. Als er andere dingen bij hadden gezeten, had ik dat wel gemerkt.’
Deze verklaring was onvoldoende voor de man: ‘Na uw vertrek zei een man dat u zijn tasjes mee had genomen.’
Mijn geduld begon op te raken: ‘Nou, dan heeft die man het verkeerd gezien. Ik heb dat niet gedaan. Als ik dat had gedaan, was ik teruggekomen om mijn eigen tasje op te halen en het onbekende tasje terug te brengen.’
Deze derde ontkenning was nog niet genoeg voor deze meneer en hij ging door: ‘Heeft u echt geen nootjes in uw tas gevonden?’
Mijn antwoord was… je raad het al…: ‘Nee! Vorige week was ik met een vriendin uit winkelen en ook zij heeft niets meegenomen. Anders had ze me dat gezegd.’
‘Heeft u haar nummer voor mij?’
‘Natuurlijk heb ik dat, maar ik geef dat niet zomaar aan mensen zonder haar toestemming. Bovendien ben ik mijn mobiel thuis vergeten. Ik bel haar straks.’
Hierna liep hij de slagerij binnen, waardoor ik ontdekte dat hij een medewerker was.
Tijdens het gesprek drong het niet helemaal tot me door wat er aan de hand was, omdat ik te verbijsterd was over dat iemand dit van mij kon denken. Tijdens de weg naar huis werd ik al bozer en bozer. Het komt erop neer dat deze medewerker mij verdenkt van het meenemen van een tas van een ander. Eigenlijk dus diefstal. Mijn woede werd steeds groter. Ik voelde me heel ongemakkelijk onder deze situatie.
Thuis belde ik meteen die vriendin om te vertellen wat er was gebeurd. Ze was ook boos en vond het een vreemd verhaal. Ze vroeg of de medewerker de andere klanten (zeker vier) had aangesproken die bij ons in de winkel hadden gestaan. Dit wist ik niet. Ze zei dat ze meteen morgen (vrijdag) naar de slagerij zou gaan om verhaal te halen. Ik zei dat ik nu meteen terugging.
Dus ging ik weer naar het centrum van Weesp. Mijn woede gaf me vleugels. Bij het binnenstappen van de slagerij zei ik dat ik de medewerker zocht die me zojuist had aangesproken over de verdwenen tasjes.
‘Dat was ik,’ zei een man achter de balie.
Lichtelijk buiten adem zei ik: ‘Die vriendin van mij heeft ook die tassen niet meegenomen en morgen komt ze hier langs om het erover te hebben. Ik wil nog even kwijt dat ik me beschuldigd voel van iets dat ik niet heb gedaan.’
De slager zei toen stellig: ‘Ik heb u nergens van beschuldigd. Ik heb u immers netjes buiten de slagerij aangesproken en heb woorden gebruikt als misschien, per ongeluk en kan het zijn dat.’
Dit maakte mij alleen maar bozer: ‘Ook al heeft u het zogezegd, klonk het voor mij alsof u mij beschuldigde. Vooral doordat u het vijf keer vroeg.’
‘Dat heb ik niet gedaan. Als ik u had verdacht, had ik direct de politie ingeschakeld.’
Met rode wangen van kwaadheid zei ik: ‘En hoe moet ik dan de vraag ‘‘En zaten er dan ook geen nootjes in je tas toen je thuiskwam?’’ opvatten.’ Ondertussen liepen mijn emoties hoog op. De adrenaline gierde door mijn lijf en ik had tranen in mijn ogen van woede.
Het toppunt was dat hij daarna ontkende dat hij zoiets ooit gezegd had.
‘Het enige dat ik kan zeggen, is dat wij het niet waren. Heeft u de andere vier klanten die hier toen waren ook benaderd?’
Hier kreeg ik geen antwoord op. Wel zei hij: ‘Als u het niet was, hoeft u zich er ook niet druk om te maken.’
Om mijn punt duidelijk te maken, zei ik: ‘Ik houd er niet van vals beschuldigd te worden.’
Op een toon van ik-geloof-er-geen-bal-van zei hij: ‘Ik geloof u.’
De rest van het personeel zei, iets geloofwaardiger, dat zij mij ook geloofde.
‘Die vriendin komt morgen langs. Dan hoort u het ook van haar,’ zei ik.
‘Oh, dan bel ik die meneer van de verdwenen tasjes, dan kan hij ook komen,’ was de reactie.
Waarop ik moest uitleggen dat ik geen idee had hoe laat ze langskomt. De medewerker was daar teleurgesteld over, maar ging toch de man bellen. Ik merkte dat mijn emoties te hoog opliepen en dat dit gesprek niet verder kwam. Onvoldaan verliet ik de slagerij.
Onderweg naar huis belde ik mijn vriendin weer en vertelde hoe de tweede episode was afgelopen. Zij zei dat ze morgen echt verhaal gaat halen. Ik vertelde haar dat hij op zo een irritante toon tegen mij had gesproken. Vooral door die toon kreeg ik het idee dat hij mij niet geloofde.
Om het van me af te zetten heb ik het al aan diverse mensen verteld. Die vinden het allemaal een raar verhaal. Een andere vriendin zei dat ze het raar vindt dat de man waarvan het tasje was mij niet direct heeft aangesproken als hij zo zeker wist dat ik het was. Hij moet het immers hebben zien gebeuren. Hoe meer ik erover nadenk en erover praat, hoe vreemder ik het allemaal vind.
Als hij na mijn tweede ‘Nee.’ was opgehouden met zijn verhoor, was ik niet zo boos geworden en had ik niet het gevoel gehad dat hij mij verdenkt.
Ik baal hiervan en voel me er totaal niet lekker bij. Hoe kan ik nog ooit met een normaal gezicht naar die slagerij gaan. Ik voel me echt beledigd. Mijn theorie is dat er is gedacht, die is blind en ziet niet wat ze pakt, dus zal zij het wel gedaan hebben. Nou, mooi niet dus!
Vrijdag 8 oktober 2010
Zojuist heb ik die vriendin gesproken. Vanmiddag was ze in de slagerij om haar kant van het verhaal te doen. De slager was er niet. Er waren alleen een paar medewerksters. De ene wist niet waarover het ging en de ander vond dat er te veel ophef over werd gemaakt. Wederom werd gezegd dat ik wel erg fel reageerde op iets dat ik niet gedaan had. Ze zeiden echter ons te geloven.
Die man van de nootjes zegt dat hij mij heeft zien weglopen met zijn Blokkertas. Wat denkt die man wel niet: Dat hij de enige klant is bij de Blokker of zo?
De medewerksters vroegen haar morgen of maandag weer langs te komen, omdat de slager er dan weer is. Maar wij zijn er klaar mee. We hebben besloten dat we deze slager ons geld niet meer gunnen en er geen voet meer binnen zetten.
Het ergste vind ik dat hij geen sorry heeft gezegd. Alles komt op mij over als een beschuldiging.
Inmiddels is mijn adrenaline gezakt en maken we er onderling grappen over. Toch houd ik hier een raar gevoel aan over. Het is toch absurd!
En jij?
Ben jij wel eens vals beschuldigd? En hoe liep dat af?
Nooit meer een Tikje Anders blog missen?
Blijf per e-mail op de hoogte van nieuwe Tikje Anders blogs. Vul je e-mailadres in in het invoerveld onderaan deze pagina en druk op de knop ‘Abonneren’. Of kijk hier voor meer info.
Volg Tikje Anders ook via Twitter, Facebook en Instagram.
Daar wordt je toch woedend om. Rare manier van doen. Dan had die man gelijk naar je toe moeten lopen als je zoiets ziet. Daarom raar. En ik zou ook geen cent en voet daar binnen zetten.