
De komende maanden plaats ik geen blogs inde categorie ‘Hoe doe je dat?’. Ik heb weer het een en ander aan activiteiten ondernomen en om mijn lezers geen mosterd na de maaltijd op te dienen, post ik voorlopig twee keer per maand een blog in de categorie ‘Voelhoorns!’ Ik begin meteen met een aardige lange. Dus pak wat te drinken, doe je voeten omhoog en geniet met me mee.
In de nieuwsbrief van Stichting KUBES las ik dat ze op vrijdag 23 mei 2025 een excursie organiseerden voor mensen met een visuele beperking naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Tijdens een rondleiding over het oude Egypte konden bezoekers aan de hand van replica’s voorwerpen voelen. Als oud-docent geschiedenis was het een buitenkans om objecten te ervaren waarover ik tot dan toe alleen had gelezen. Hieronder lees je mijn impressie van deze bijzondere dag.
Aankomst
Mijn vaste museummaatje kan niet mee, dus neem ik vandaag mijn blindengeleidehond Tarka mee naar het museum. Al dat gedoe met lopen naar het station en de lastige overstap op Sloterdijk doe ik toch liever met mijn hulp op pootjes aan mijn zijde.
Rond kwart voor elf passeer ik de NS-poortjes van station Leiden. Daar staat al een flinke groep te wachten. Een groot voordeel van KUBES is dat je, als je zelf geen begeleider hebt, voor €5 een begeleider via hen kunt regelen. Mijn begeleider vandaag is K. Na een korte kennismaking vertrekt de groep richting het museum. Tijdens de wandeling van zo’n vijftien minuten leren K en ik elkaar wat beter kennen.
In het museum volgt de gebruikelijke hectiek: toiletbezoekjes, rugtassen in kluisjes doen en verdere kennismaking met andere deelnemers. Zodra iedereen weer is verzameld, stellen onze twee gidsen zich voor en worden we verdeeld in twee groepen. K en ik zitten in een groep met drie andere duo’s. Wij beginnen met een workshop en krijgen na de lunch een rondleiding.
Workshop
Onze gids neemt ons mee naar een ruimte met een lange tafel. Het is inmiddels 11.30 uur geweest. We nemen allemaal plaats naast elkaar; K en ik zitten aan het uiteinde. Tarka kruipt onder de tafel voor onze voeten. Haar kleedje ben ik vergeten uit mijn rugtas te halen, dus ze moet het doen met de harde vloer.
Larissa, de gids, staat voor de tafel en legt uit dat ze voorwerpen heeft die te maken hebben met wat zij noemt de big five van het oude Egypte:
- De farao’s – de koningen van Egypte
- De Egyptische goden
- Hiërogliefen en het hiëratisch schrift – de manier waarop ze schreven
- Het mummificeren
- De piramides
Inleiding Egypte
‘Egypte is een groot land in Noord-Afrika,’ vertelt de gids. ‘Wat opvalt aan de landsgrenzen in Afrika is dat het vaak rechte lijnen zijn. Nadat westerse landen in de 15e eeuw met schepen de wereld overtrokken, op zoek naar nieuwe gebieden en handelsroutes, o.a. voor specerijen en slaven, ontstond onenigheid over van wie welk deel van Afrika was. In de koloniale tijd kwamen o.a. Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal en Nederland bijeen om het continent onder elkaar te verdelen. Ze tekenden met de liniaal de grenzen op de kaart.’
Mijn gedachten dwalen af naar een oude spotprent over die bijeenkomst de conferentie van Berlijn (1884-1885), waarop Afrika wordt voorgesteld als een taart die door Europese leiders in stukken wordt gesneden. Ik weet dat de grens tussen Egypte en Libië vrijwel kaarsrecht is, net als het grootste deel van de grens tussen Egypte en Soedan.
De gids vervolgt: ‘Egypte draaide altijd al om de rivier de Nijl, die dwars door het land stroomt. Egypte bestaat voor het overgrote deel uit woestijn, dus water was – en is – cruciaal voor de voedselvoorziening. In bepaalde seizoenen overstroomde de Nijl en liet dan vruchtbare slib achter op de oevers. Waar vruchtbare grond is, groeien planten, komen dieren en vestigen zich mensen. Rond 7000 v.C. ontstonden zo de eerste dorpjes. Mannen ontdekten dat ze macht konden uitoefenen over anderen, en tussen 5000 en 4000 v.C. ontstonden dorpshoofden en opperhoofden. Die leiders kregen steeds meer invloed, en zo ontstond uiteindelijk het faraonische systeem.’
Dan zegt ze: ‘Egypte was opgedeeld in Opper- en Neder-Egypte. Wat verwarrend is: Opper-Egypte ligt in het zuiden, onderaan op de landkaart, en Neder-Egypte in het noorden, bovenaan de kaart. Die benaming komt doordat de Nijl van zuid naar noord stroomt – van hooggelegen gebied naar lagergelegen terrein. Aan het einde van de rivier, bij de Middellandse Zee, vertraagt het water en spreidt het zich uit in een waaier van kleinere rivierarmen. Dat gebied noemen we de Nijldelta.’
Farao’s
De gids legt uit dat de farao de koning van Egypte was. Hij was de belangrijkste persoon na de goden, en daarom moest het volk naar hem luisteren. Hij stond zelfs boven de priesters. De farao werd gezien als goddelijk – een soort god op aarde. Hij onderscheidde zich van gewone Egyptenaren door zijn kleding, make-up en uitrusting.
De kroon
De gids geeft ons een plastic replica van de kroon van een farao. Van vrijwel alles heeft ze twee replica’s, dus als ik klaar ben, geef ik mijn versie aan mijn buurvrouw. De gids legt uit wat we in handen hebben. De kroon bestaat uit twee delen. Het eerste deel lijkt op een witte fles of een puntmuts met een bolletje aan de bovenkant. Deze hedjet stelt de kroon van Opper-Egypte voor. Het tweede deel zit daaromheen. Het is een rood omhulsel dat van voren laag is en van achteren hoger. Op het voorhoofd zit de kop van een cobra. Dit deel vertegenwoordigt Neder-Egypte en heet deshret. Samen vormen ze de dubbele kroon van verenigd Egypte. De gids vertelt dat de kroon van metaal werd gemaakt, en dat er in die tijd al goud werd gewonnen. De cobra verwijst naar goddelijke bescherming en symboliseert macht.
‘In 3500-3000 v.C.,’ zegt de gids, ‘zorgde een farao ervoor dat Opper- en Neder-Egypte werden verenigd. Dat moest ook zichtbaar zijn in de kroon.’
Dat weet ik nog van mijn opleiding: volgens mij was dat farao Narmer.
De farao op afbeeldingen
De gids legt uit dat farao’s vaak op een specifieke manier werden afgebeeld. Mensen werden niet op schaal afgebeeld, maar naar hun status. Hoe belangrijker iemand was, hoe groter hij of zij op muurschilderingen en reliëfs werd afgebeeld. De farao werd daarom meestal het grootst weergegeven. Kleinere figuren waren vaak bedienden of onderdanen.
‘Daarnaast is de farao in afbeeldingen herkenbaar aan twee typische attributen,’ vertelt de gids. Ze laat ons een plat metalen object voelen. ‘Dit is hoe het er op afbeeldingen uitziet. Wat denken jullie dat het is?’
K en ik twijfelen. Ik voel een metalen X. Linksboven krult een poot van de X tot een boog, terwijl rechtsboven de poot van de X in een rechte lijn naar beneden loopt die zich splitst in drie smalle, evenwijdige stroken. De bovenkant van die stroken heeft kleine ronde vormen, het onderste deel is recht.
K denkt dat het iets met landbouw te maken heeft – en dat zou best kunnen. Op veel Egyptische afbeeldingen zie je immers landbouwsymboliek en graan. De linker boog zou een zeis kunnen zijn. Zouden die drie stroken dan graan voorstellen? Maar waarom zijn ze dan bovenaan vastgemaakt aan een X? En wat doet die X er überhaupt? Is die alleen om alles met elkaar te verbinden?
Blijkbaar zitten we er helemaal naast.
‘Het eerste voorwerp,’ legt de gids uit, ‘is een kromstaf (heqa-scepter). Dat is een lange staf met een sierlijke kromming aan de bovenkant, vergelijkbaar met een herdersstaf. Die staat symbool voor leiderschap, bescherming en zorg – zoals een herder voor zijn kudde zorgt, zo leidt de farao zijn volk.’
‘Het tweede voorwerp is een vlegel (nekhakha). Dat is een korte stok met drie losse stroken of touwen eraan. Hij staat symbool voor macht en discipline. De farao moest de orde handhaven in zijn rijk.’
Dan valt bij mij het kwartje. O ja, die ken ik! De vlegel staat ook symbool voor vruchtbaarheid. Oorspronkelijk was het een landbouwwerktuig om graan te dorsen. Dus zat ik met mijn idee over graan toch niet helemaal verkeerd.
De gids vervolgt: ‘De farao houdt deze twee attributen gekruist over de borst: de kromstaf in de rechterhand (links voor de toeschouwer) en de vlegel in de linkerhand. De houding staat symbool voor koninklijke macht en goddelijke orde.’
Het woord ‘farao’
Tot slot vertelt ze dat het woord farao is afgeleid van de Egyptische woorden per en aa, wat letterlijk ‘groot huis’ betekent. Oorspronkelijk verwees het naar het koninklijk paleis en niet naar de persoon zelf. Pas later werd per-aa gebruikt als titel voor de koning.
Hiërogliefen en het Hiëratisch
‘Hiërogliefen zijn bijzonder,’ vertelt de gids. Ze legt ons meer uit over dit oude schrift van de Egyptenaren. Het woord komt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘heilige inscripties’. Hiërogliefen zijn beeldtekens – denk aan tekeningen van dieren, broodjes, stokjes, poppetjes, golven, planten en meer. De meeste hiërogliefen zijn fonogrammen of klanktekens. Ze staan voor één of meerdere klanken of medeklinkers. Elk teken staat dus niet voor een letter of woord.
Hiërogliefen lees je van links naar rechts, van rechts naar links of van boven naar beneden. Je begint in de richting waarin de dieren of menselijke figuren kijken – zij wijzen je de weg naar het begin van de tekst. Er zijn meer dan 700 hiërogliefen bekend.
Eeuwenlang waren de hiërogliefen een mysterie. Dat veranderde toen in 1799 de Steen van Rosetta werd gevonden. Waarop drie keer dezelfde tekst stond in drie schriften (Oudgrieks, Heropleven en Demotisch). Hierdoor werden de hiërogliefen uiteindelijk ontcijferd. Vooral het Grieks bleek van groot belang als referentie.
Voorbeelden
De gids laat ons twee gipsplaten voelen waarop hiërogliefen zijn uitgebeiteld. Het zijn beide koninklijke namen, wat je ziet doordat ze in een kartoesj staan – een ovaal met een horizontale streep onderaan. Elke farao had vijf namen; de platen laten schrijfwijzen zien van die van de beroemde farao Toetanchamon.
Eerste naam: Neb-cheperoe-Ra
Deze kartoesj wordt van beneden naar boven gelezen:
- Onderaan staat een mand. Dit staat voor ‘neb’, wat hier ‘heer’ betekent.
- Daarboven drie verticale streepjes. Die geven aan dat het volgende woord meervoud is.
- Daarboven een mestkever (scarabee), het teken cheper, wat staat voor ‘schepping’.
- Bovenaan een zonneschijf, het symbool voor de zonnegod Ra.
Samen vormt dit: Neb-cheperoe-Ra, wat betekent: Heer van de verschijningen van Ra. Dit is de troonnaam van Toetanchamon – een van zijn officiële koninklijke titels.
Tweede naam: Toet-anch-Amon
Deze kartoesj is wat complexer en wordt van boven naar beneden gelezen, van links naar rechts:
- Linksboven staat een rietpluim – dat is de klank ‘i’.
- Daarnaast een rechthoekig speelbord, dat staat voor de klank ‘men’.
- Daaronder een waterlijn (golfjes), dat staat voor de letter ‘n’.
Samen vormen deze drie tekens de naam van de god Amon.
Daaronder:
- Een brood, voor de letter ‘t’.
- Een kwartel kuiken, die staat voor de letter ‘W’, die klinkt als ‘oe’.
- Een kruis met lus erboven – het ankh-symbool voor ‘leven’.
- Een kromstaf – symbool voor macht.
- Een pilaar met twee toppen – dit staat voor Ioeno, het oude Heliopolis.
- Een papyrusplant – dit staat voor het zuiden.
Samen vormt dit: Toet-anch-Amon, wat betekent: Levend beeld van Amon. De verwijzing naar het zuiden en Heliopolis benadrukt zijn macht in zowel Opper- als Neder-Egypte.
Erg boeiend allemaal! Onlangs heb ik bij Bibliotheekservice Passend Lezen een reliëfoverzicht besteld met tekens uit het hiërogliefenschrift. Ik ga die thuis nog eens rustig bekijken. Het valt me nu vooral op dat ze zo groot zijn. Sommige zijn tien centimeter of groter.
Het Hiëratisch
Hiërogliefen werden meestal gekerfd in steen – prachtig en tijdrovend. Voor dagelijks gebruik hadden de Egyptenaren daarom een geschreven vorm: het hiëratisch. Dit schrift is afgeleid van het hiërogliefenschrift, maar is veel vloeiender en eenvoudiger. Het werd vooral gebruikt voor administratieve en religieuze teksten op papyrus.
De gids deelt replica’s uit van papyrusrollen. Het is een houten stok met een lang stuk papyrus eromheen gewikkeld. Ze moesten hem uitrollen om de tekst te lezen. Papyrus voelt ruw aan en werd gemaakt van de papyrusplant.
Daarnaast laat de gids ons een oude schrijversset voelen: een houten houder waarin rietpennen liggen. Aan de linkerkant zitten twee ronde uitsparingen voor pigment – rood en zwart.
Goden
De gids legt uit dat mensen elke dag bezig waren met de goden. Wij kunnen natuurkrachten, zoals aardbevingen, overstromingen, ziektes en de dood wetenschappelijk verklaren. Men had toen die kennis niet. Daarom zocht men verklaringen in het goddelijke.
De Egyptenaren waren polytheïstisch, wat betekent dat ze geloofden in meerdere goden. Er waren er zo’n 760, elk met een eigen taak of domein. Een paar bekende voorbeelden zijn:
- Osiris: god van het dodenrijk, wedergeboorte en vruchtbaarheid. Hij regeerde over het rijk van de doden.
- Anubis: god van de mummificatie en de begraafplaatsen. Hij wordt vaak afgebeeld met een jakhalzenkop.
- Isis: moedergodin en godin van magie. Ze was de zus en vrouw van Osiris en moeder van Horus.
Goden afbeelden
De Egyptenaren stelden goden meestal voor met dierelementen, omdat die verbonden waren met hun krachten of eigenschappen.
De gids laat ons twee beeldjes voelen van de god Horus, elk op een andere manier afgebeeld.
Het eerste beeldje toont een menselijk lichaam met het hoofd van een valk – Horus als hemelse beschermgod. Hij staat rechtop, met een voet een stap naar voren en de armen langs het lichaam. Hij draagt een nemes. Dat is een koninklijke hoofddoek met twee flappen die over de schouders naar voren hangen over de borst. Net als het masker van Toetanchamon heeft.
Het tweede beeldje is een volledige valk, met de dubbele kroon van Egypte op het hoofd – symbool voor zijn koninklijke macht over zowel Opper- als Neder-Egypte.
Geluid en geur
Goden werden op allerlei manieren vereerd. Tempels waren prachtig versierd en rijk ingericht. Mensen brachten offers, bijv. voedsel, sieraden of andere waardevolle spullen.
Ook geluid speelde een belangrijke rol. Zang en muziek waren vormen van eerbetoon. De gids demonstreert een sistrum – een heilig muziekinstrument. Het lijkt op een soort rammelaar, met een handvat en een gebogen frame waarin metalen staafjes of ringen zijn bevestigd. Als je het schudt, hoor je een ritmisch, rinkelend geluid.
Ook geur was belangrijk. We krijgen een potje met wierook te ruiken dat in tempels gebruikt werd. Wierook werd gemaakt van hars die werd vermalen tot kleine balletjes die soms met goud werden omhuld. Het branden van wierook diende om de goden te eren.
Mummificeren
‘Tegenwoordig spreken we niet meer over “mummies”, maar over gemummificeerde personen,’ legt de gids uit. Ze deelt schaaltjes uit met zout, hars en kleine amuletten, en legt linnen doeken op tafel. Daarmee legt ze stap voor stap uit hoe het mummificatieproces in zijn werk ging.
‘Een persoon moest overleden zijn én voldoende geld hebben om gemummificeerd te worden,’ vertelt ze. ‘De Egyptenaren geloofden in een hiernamaals en wilden ervoor zorgen dat het lichaam daarnaartoe mee kon. Mummificatie was bedoeld om het lichaam zo goed mogelijk te bewaren voor het leven na de dood.’
Ze legden het lichaam op een houten tafel en begonnen met het verwijderen van de hersenen. Dat deden ze via de neus, met een haak. Daarmee maakten ze de hersenen kapot, zodat die als een soort pap naar buiten konden lopen. Daarna sneden ze de rechterzij open om de organen eruit te halen. De holtes in het lichaam werden schoongespoeld en opgevuld met grof zout. De darmen, longen, lever en maag wasten ze met wijn en bewaarden ze in grote potten die naast het lichaam werden gezet. Het hart lieten ze zitten, omdat het later door de god Anubis gewogen zou worden. Volgens de Egyptische overtuiging bepaalde dit oordeel of iemand een goed of slecht leven had geleid. Vervolgens lieten ze het lichaam veertig dagen in zout liggen, zodat het uitdroogde. Als laatste werd het lichaam geolied, om de huid soepel te houden, en ingewikkeld in linnen doeken. De doeken werden vastgezet met hars, dat als een soort lijm fungeerde. Tijdens het inwikkelen werden amuletten tussen de doeken gestopt, ter bescherming van de ziel.
Tot slot werd de gemummificeerde persoon in een houten mummiekist gelegd, of – bij rijkere mensen – in een stenen sarcofaag. Ze waren rijkelijk versierd met hiërogliefen en kleurrijke afbeeldingen, die bescherming moesten bieden tijdens de reis naar het hiernamaals.
Piramides
‘Piramides zijn indrukwekkende bouwwerken,’ zegt de gids. ‘Ze zijn gemaakt van glad zandsteen. De farao werd meestal begraven in een schatkamer diep onder in de piramide. Alleen bij de piramide van Cheops ligt de grafkamer juist hoger, bijna bovenin, zodat hij zo dicht mogelijk bij de zon was.’
De gids vertelt verder: ‘Gewone Egyptenaren werden niet gemummificeerd. Zij werden eenvoudig in de woestijn begraven.’
Over de bouw van de piramides bestaan misverstanden: ‘Ze werden gebouwd door arbeiders die betaald kregen voor hun werk, niet door slaven. Dat foute beeld is vooral ontstaan door films.’
De gids deelt 3D-puzzels uit van een piramide. Ik weet niet uit hoeveel stukken de puzzel bestaat, wat het moeilijk maakt een overzicht te krijgen. Het blijken er uiteindelijk vijf te zijn.
Het enige onderdeel dat ik meteen herken is de top, dus die leg ik apart. Samenwerken met iemand die ook nauwelijks zicht heeft, maakt het nog uitdagender. Een hoekstuk dat ik net heb neergelegd, wordt even later weer verplaatst door mijn puzzelmaatje. Toch lukt het ons de puzzel uiteindelijk goed in elkaar te zetten.
Daarmee is de workshop ten einde.
Lunch
Het is inmiddels iets na 13.00 uur. Ik heb dorst en trek, dus het is een opluchting dat het tijd is voor de lunch in het museumcafé. Er staan tafeltjes voor ons klaar, mooi gedekt met borden, flessen water, perensap en een tweelaagse etagère vol kleine broodjes en wraps. Ook krijgen we een glas zoete-aardappelsoep.
Onze broodjes zijn al snel op. Gelukkig mogen we er een paar extra nemen van een andere tafel. Toch had het voor mij net iets meer mogen zijn.
Rondleiding de tempels van Egypte
Om 14.00 uur is het tijd om met gids Noël ons te verdiepen in de Egyptische tempels. We beginnen de rondleiding aan een tafel bij het museumcafé. Tarka grijpt de kans om met een andere geleidehond te neuzen, maar al snel leg ik haar weer onder de tafel bij mijn voeten.
Op tafel liggen twee dezelfde voelbare grondplannen van een Egyptische tempel. Noël is zelf slechtziend en slechthorend en medeoprichter van dit programma.
Het Egyptische scheppingsverhaal
‘Er zijn meerdere Egyptische scheppingsverhalen,’ zegt Noël. ‘Voor deze rondleiding is vooral het verhaal uit Heliopolis – de zonnestad – van belang. Het is verbonden met de aardrijkskunde van Egypte: links en rechts woestijn, daartussen de Nijl die naar het noorden stroomt en uitmondt in de Nijldelta, vlak bij de Middellandse Zee. Elk jaar treedt de Nijl buiten haar oevers. Wanneer het water zich weer terugtrekt, blijven vruchtbare oevers achter.
Het verhaal: in het begin was er niets dan water – het oerwater, Noen. Dat water begon te zakken en zo kwam de eerste heuvel tevoorschijn: de benben, daarop ontsproot een bloem, en uit die bloem verscheen de zonnegod Ra. Ra schiep andere goden, en zo begon de schepping.
Noël vervolgt: ‘Het is de taak van de goden de schepping en de orde ervan – de maät – te bewaren. Dat doen ze niet voor niets; ze hebben offers nodig. Het is de taak van de farao, of in zijn plaats de priesters, offers te brengen en zo de goden tevreden te houden. Alleen dan blijven de schepping en de wereldorde in stand.’
De eerste tempels
Noël legt uit hoe de tempels zijn ontstaan. Tussen 5000 en 4000 v.C. waren offerplaatsen eenvoudig. Waarschijnlijk bestonden ze uit een cirkel van stenen die een heilig gebied afbakenden. Binnen die cirkel bevond zich een plek om offers te brengen. Mogelijk stond er iets dat de god symboliseerde – bijv. een paal of een totem. Vermoedelijk was er een vlaggenmast met een lange wimpel. Net zoals wij vinden dat een kerk een toren moet hebben, vonden de oude Egyptenaren dat een tempel een vlag moest hebben.
Tussen 4000 en 3000 v.C. werden de tempels iets uitgebreider. In een eenvoudig gebouw van riet stond een beeld van een god. De zware hoekstutten bestonden uit samengebonden rietbundels, en de muren waren gemaakt van gevlochten matten. Ook het dak was van riet. De steenkring werd vervangen door een schutting, en net als voorheen stonden er grote palen met driehoekige wimpels.
Vanaf ca. 3100 v.C. werden tempels gebouwd van steen. Goden zijn immers eeuwig, en hun tempels moesten dat ook zijn. Rond 1700 v.C. ontstond een standaardvorm voor de tempelbouw. De tempelplattegrond die voor ons op tafel ligt, is een voorbeeld van zo’n standaardtempel.
Tempel van de god Chonsoe
Noël vertelt dat dit de plattegrond is van de tempel van Chonsoe, de maangod. Deze tempel staat op het uitgestrekte tempelterrein van zijn vader Amon in Karnak, in Luxor (het oude Thebe). De tempel is zo’n 30 bij 80 meter groot.
Je bereikt de tempel via een processieweg (avenue), met aan weerszijden voetstukken waarop sfinxen staan. Meestal hebben sfinxen het lichaam van een leeuw en het hoofd van een mens, maar in dit geval hebben ze het hoofd van een ram. Dat komt doordat Amon vaak wordt afgebeeld met een ramskop.
Tussen zulke rijen sfinxen stond soms een obelisk: een hoge, vierkante stenen zuil met een spits toelopende top in de vorm van een piramide. Die vorm heet benben, vernoemd naar de oerheuvel. Obelisken werden door koningen aan tempels geschonken ter ere van de god én om zichzelf te vereeuwigen. Op de obelisk stonden de naam en titels van de schenker en de naam van de god aan wie de tempel was gewijd. Slechts enkele obelisken zijn nog in Egypte te vinden; de rest bevindt zich verspreid over musea wereldwijd. Eén obelisk ligt zelfs op de bodem van de Middellandse Zee.
De ingang van de tempel bestaat uit twee grote rechthoekige torens (pylonen) met daartussen een doorgang. De torens zijn zo’n tien tot twaalf meter hoog. Ze lijken op wachttorens en hebben een symbolische betekenis: samen met de doorgang vormen ze het hiëroglief achet, dat twee heuvels met een dal ertussen afbeeldt. Dit teken betekent ‘horizon’ of ‘grens’ en symboliseert hier de overgang van de gewone wereld naar het heilige terrein van de god.
De hele tempel was oorspronkelijk felgekleurd en van top tot teen beschilderd. Aan de voorkant van de pylonen zitten uitsparingen in de muur voor vlaggenmasten, die wel acht meter hoog konden zijn. Vlaggen hadden een sterke symbolische band met de goden; de hiëroglief voor ‘god’ is zelfs een vlag aan een vlaggenmast.
Achter de pylonen bevindt zich een rechthoekige open binnenhof, de Peristyle Hof, omringd door dubbele rijen zuilen. In deze tempel staan aan de zijkanten twee rijen van zes zuilen, en aan de overzijde zes zuilen naast elkaar. De zuilen droegen een dak, zodat je aan de zijkant van het plein in de schaduw kon staan. De Egyptenaren kenden 33 verschillende soorten zuilen, waarbij het kapiteel (de bovenkant) vaak werd vormgegeven als plant, o.a. papyrus, palmen, lotus of lelies. Op het voorplein zijn de bloemen op de zuilen gesloten.
Op dit plein vonden rituelen en processies plaats. Het gewone volk mocht slechts tot halverwege het plein komen. Tussen de zuilen staan beelden van rijke Egyptenaren, die deze lieten plaatsen om altijd dicht bij de god te zijn. Offers pasten niet allemaal op het altaar en werden daarom ook bij deze beelden gelegd. Tijdens processies werd het beeld van de god door de stad gedragen en passeerde dan deze beelden. Zo zagen de geportretteerden de god langskomen, wat hun nabijheid tot het goddelijke benadrukte. Na verloop van tijd vulde het plein zich met zulke beelden. Omdat ze niet weggegooid mochten worden, groef men kuilen in het plein om overtollige beelden in te begraven, zodat ze binnen de tempel bleven.
Precies op de middenas van de tempel, aan het eind van het plein, staat een altaar voor offers.
Achter dit altaar leidt een deur naar de Hypostyle Zaal (Zuilenzaal). Omdat de Egyptenaren met zware stenen bouwden, waren zuilen nodig om het dak te ondersteunen. De zuilen in het midden zijn hoger dan die aan de zijkanten, waardoor het centrale dakgedeelte hoger ligt. In de ruimte tussen het hogere en lagere dakgedeelte zat een opening voor daglicht. De zaal is donkerder dan het zonovergoten voorplein en heeft een intiemere sfeer — een overgang naar het heilige binnenste van de tempel. Waarvoor de hal precies diende, is onbekend. Noël vermoedt dat het een voorbereidingsruimte was waar priesters de processie ordenden voordat ze het voorplein opgingen.
Op de middenas bevindt zich weer een deur. Helemaal links in dezelfde muur is een doorgang, mogelijk gebruikt door priesters als snelle verbinding. Achter de zuilenzaal liggen meerdere kleinere ruimtes en doorgangen. De centrale deur leidt naar de voorste heiligdommen en de Transversale Hal.
Niet van alle kamers is het gebruik bekend. Ze zijn allemaal beschilderd en mogelijk gebruikt voor rituelen rondom de geboorte of het leven van de god, of voor opslag. Alleen het doel van de kamer op de middenas weten we: de barkenkapel. Daar stond een voetstuk voor een processiebark, een draagbare boot met een kajuit waarin het godenbeeld werd geplaatst. De bark werd door priesters tijdens processies gedragen. Omdat het godenbeeld krachtige energie bevatte, die gevaarlijk was voor gewone mensen, werd het in een kajuit vervoerd.
Achter de barkenkapel is een halletje met enkele zuilen, waarop bloemen met open kelken staan. Hier werden rituelen uitgevoerd. Het komt uit op drie kamers tegen de achtermuur van de tempel. De middelste kamer is het centrale heiligdom (Naos), waarin het beeld van Chonsoe stond. Dit werd beschouwd als de woning van de god. Alleen priesters mochten deze ruimte betreden. De kamers ernaast waren vermoedelijk gewijd aan zijn vader Amon en moeder Moet.
De vloer van de tempel loopt geleidelijk omhoog, als verwijzing naar de benben. Ook het dak wordt steeds lager. Hoe verder je komt, hoe kleiner en donkerder de ruimtes worden, wat het gevoel van heiligheid en mysterie versterkt. Tegen het donker werden olielampjes ingezet.
De open bloemen boven op de zuilen in het laatste halletje verwijzen eveneens naar de benben, waaruit de goden volgens de scheppingsmythe tevoorschijn kwamen. Elke ochtend werd het heiligdom door de priester geopend — een symbolische herhaling van de schepping. De tempel was dus niet alleen een functioneel bouwwerk, maar had diepe symbolische betekenis.
Priesters
Priester was je slechts drie maanden per jaar. Het ambt was voorbehouden aan rijke Egyptenaren, want alleen zij hadden de tijd het vak te leren en konden lezen. De rest van het jaar besteedden ze aan het beheer van hun landgoed. Priesters waren kaalgeschoren.
De goden werden vereerd met offers, geur en muziek. Tijdens de workshop hoorden we al de sistrum, en nu speelt Noël een stukje voor ons op een buisfluit. Hij geeft er eentje door. Het is een lange buis, een soort uitgerekte blokfluit. Er zit geen mondstuk op, maar aan de zijkant wel een paar gaatjes voor de vingers. Het instrument is lastig te bespelen. Ik vind dat het geluid oosters klinkt – het heeft een heel mooie klank.
In het museum liggen een paar kleine rieten fluitjes, riettoetertjes. Volgens Noël klinken die meer als een klarinet of een slangenbezweerdersfluit.
De tempel van Taffeh
We krijgen blauwe plastic handschoentjes aan, want we gaan nu voorwerpen in het museum aanraken.
In de centrale hal van het museum staat een echte Egyptische tempel. Noël laat ons de buitenkant voelen. Het gebouw is ca. acht bij acht meter en bestaat uit grote, op elkaar gestapelde blokken zandsteen, zonder cement ertussen. OP zo’n twee meter hoogte zitten kleine putjes – mogelijk kogelgaten.
Noël vertelt dat dit een van de weinige compleet bewaard gebleven Egyptische tempels buiten Egypte is. De tempel komt uit Taffeh, een nederzetting in het zuiden van Egypte, zo’n 50 km ten zuiden van Aswan. De tempel was gewijd aan de godin Isis.
Rond 1960 dreigden Nubische monumenten verloren te gaan door de bouw van de Aswandam. UNESCO startte daarom een internationale reddingsactie. Als dank voor de Nederlandse hulp schonk de Egyptische overheid deze tempel aan de Nederlanders. In 1979 werd hij herbouwd in de entreehal van het museum.
Noël laat ons een buitenhoek van het gebouw voelen. Het is een driekwartcirkel die uitsteekt, waardoor de hoek rond aanvoelt. Die ronding stelt een bundel samengebonden riet voor, verwijzend naar de eerste tempels die duizenden jaren eerder van riet werden gebouwd. Hoewel de tempel rond het jaar 0 werd gebouwd, zijn zulke verwijzingen naar oudere bouwwijzen nog steeds zichtbaar.
Aan de voorkant van de tempel voelen we inkepingen onderaan de muur. Die zijn ontstaan doordat mensen vroeger steenstof afschraapten. Een tempel was een heilige plek, en men geloofde dat het stof, opgelost in water, geneeskrachtig was.
We betreden de tempel via de deur en voelen hoe dik de muren zijn. Binnenin is één vierkante ruimte met vier dikke zuilen die het dak ondersteunen. Het voetstuk van elke zuil is rond, daarboven zit een kleinere ronde schijf, waarna de zuil begint. De zuilen zijn meer dan een halve meter dik. Bovenop bevindt zich een kapiteel in de vorm van open papyrusbladeren.
De vloer is oneffen. In de muren zijn sporen te zien van reliëfs en inscripties, met bloemmotieven en hiërogliefen. Er heeft ergens een offertafel gestaan.
Achter in de tempel bevindt zich een nis – de plek waar het cultusbeeld stond. Het is een schijndeur: een lage, niet-functionerende deur. Volgens het geloof kon de godheid via die symbolische deur het offer aannemen dat op de offertafel was gelegd.
Boven de nis staat een afbeelding van de zon (Ra) met twee slangetjes, die symbool staan voor Opper- en Neder-Egypte. Aan weerszijden zijn vleugels te zien, omdat de zon langs de hemel reist. Boven de tekening loopt een balk met een lichte kromming naar voren, als een rieten mat die door zijn eigen gewicht doorbuigt – opnieuw een verwijzing naar de vroegste tempels van riet.
Door de eeuwen heen heeft de tempel verschillende functies gehad. Na zijn gebruik als heiligdom werd hij gebruikt als christelijke kerk, en later zelfs als woonhuis. Dit is te zien aan een christelijk kruis en een Griekse inscriptie op de muren.
Tussen 1900 en 1940 voer er een boot tegen de tempel aan, waarna het bouwwerk instortte. De berg stenen kwam uiteindelijk naar Nederland.
Beeld van Geti
We gaan nu het museum in. Noël leidt ons naar een beeld van een man die op een stoel zit. Dit is zo een beeld dat op een tempelplein werd geplaatst door een rijke Egyptenaar. Hij vraagt of we verschil voelen tussen het hoofd en de voeten. Het beeld is iets meer dan een halve meter hoog. De man zit met zijn voeten naast elkaar en zijn handen op zijn schoot. Zijn rechterhand is tot een vuist gebald. Hij draagt een rokje en op zijn hoofd een nemes. Op zijn voorhoofd is een cobra afgebeeld.
De voeten van het beeld zijn afgesleten, terwijl het hoofd opvallend glad is. Het beeld is ca. 3700 jaar oud, maar het hoofd en de rechterhand zijn slechts 300 jaar oud. Dit beeld werd gevonden onder het voorplein van een tempel. Toen het in de 18e eeuw werd opgegraven, vond men dat het gerestaureerd moest worden. Daarbij werden twee fouten gemaakt:
- Op het voetstuk van het beeld staat in hiërogliefen: ‘Mijn naam is Geti. Ik ben zegelbewaarder van de koning. Ik ben priester. Ik ben een vriend van de koning.’ Omdat men in die tijd de hiërogliefen nog niet kon lezen, dachten ze dat het een koning was en gaven ze het beeld een koninklijk hoofd.
- Ze maakten een nieuw hoofd en een nieuwe hand en bevestigden die zo stevig dat ze niet meer te verwijderen zijn. Tegenwoordig geldt als regel dat elke restauratie omkeerbaar moet zijn, zodat fouten hersteld kunnen worden. In dit geval is dat onmogelijk. Tegenwoordig wordt schade aan beelden niet hersteld, omdat die als onderdeel van de geschiedenis van het object wordt gezien.
Het beeld is gemaakt van rood graniet, een steensoort die destijds was voorbehouden aan de farao. Geti heeft dus toestemming gekregen van de koning om dit bijzondere materiaal te gebruiken.
Walk like an Egyptian
Bij een muurschildering legt Noël uit dat de Egyptenaren een bijzondere manier hadden mensen en voorwerpen af te beelden. Ze gaven iets niet weer zoals het eruitziet, maar zoals het het best herkenbaar was. Alles moest zo duidelijk mogelijk zichtbaar zijn.
Een tafel met eten werd bijv. zo afgebeeld dat er een halve meter voedsel bovenop ligt, zodat elk gerecht goed te zien is. Ook mensen werden op een opvallende manier weergegeven – denk aan de bekende houding uit de uitdrukking ‘Walk like an Egyptian.’
In Egyptische kunst zie je mensen vaak in een gestileerde houding: het hoofd en de benen worden van opzij getoond, terwijl het bovenlichaam van voren wordt weergegeven. De armen staan in hoekige, onnatuurlijke posities. En hoewel het hoofd opzij staat, is het oog frontaal afgebeeld. Zo was elk lichaamsdeel optimaal zichtbaar.
Processiebarkenvoetstuk
We stoppen bij een enorm voetstuk van rood graniet, dat ooit de processiebark van een godheid droeg. Boven op dit blok stond een ceremoniële boot met een heiligdom, waarin het beeld van een god werd gedragen tijdens religieuze processies.
Aan de voorzijde zijn twee reliëfafbeeldingen te voelen van een staande farao. Zijn voeten staan naast elkaar en zijn armen hangen recht naar beneden. Hij draagt een kort geplooid koningsrokje, en zijn handen rusten tegen de stof.
De bovenkant van het voetstuk is vlak en afgewerkt met een rand van hiërogliefen. In de inscriptie staat dat farao huppelepup dit voetstuk heeft aangeboden aan de god Min. Aan de onderkant is een stuk afgebroken en bewust niet hersteld.
Naos van de god Osiris
We staan nu bij een naos van de god Osiris. Het is een grote kast van bijna twee meter hoog. De deur zit er niet meer bij. Zo’n kast stond vroeger in een rijke tempel. Net zagen we een halletje in een klein tempeltje. Daar stond oorspronkelijk een houten kastje voor de schijndeur, met daarin het godenbeeld. In de tempel van Chonsoe stond het godenbeeld in een kapel – een aparte kamer achter in de tempel. In sommige tempels stond het beeld altijd in een processiebark, terwijl andere tempels grotere kamers hadden waarin een stenen kast stond, een naos, waarin het godenbeeld ’s nachts werd opgeborgen. Dit is zo’n naos.
Elke ochtend werd de kast door de priesters geopend. Ze haalden het beeld van de god eruit en verzorgden het ritueel. Het beeld werd gewassen, aangekleed, en er werd een ontbijt geofferd. Dit ochtendritueel symboliseerde de schepping: de god kwam tevoorschijn uit de benben.
Deze naos is gemaakt van rood graniet en is rijkelijk versierd met hiërogliefen. Aan de voorkant zit een opening en het dak is piramidevormig – een verwijzing naar de benben. De wanden zijn uitzonderlijk dik. Dat was niet om het beeld te beschermen, maar de mensen te beschermen tegen de kracht van het godenbeeld. De aanwezigheid van de god werd als zó sterk en heilig beschouwd dat gewone mensen gevaar liepen. Alleen priesters en farao’s mochten in de buurt komen; zij konden die goddelijke kracht weerstaan.
Ik voel verschillende hiërogliefen: het ankh-teken (symbool voor leven), een leeuw, een jakhals, een vlag en een figuurtje met een vogelgezicht dat me doet denken aan ‘Walk like an Egyptian’. K probeert me die houding na te laten doen – niet makkelijk!
Aan de zijkanten van de kast staan vrouwenfiguren: godinnen.
Eentje heeft een rechthoek en een schaal boven haar hoofd. De schaal staat voor ‘neb’ (meesteres) en de rechthoek voor huis. Dit is dus de godin Nebet-Hut, meesteres van het huis. De Grieken noemden haar Nephthys. Zij is de zus van Isis.
Links van haar staat Isis, herkenbaar aan een stoelvormig teken op haar hoofd. Haar naam betekent letterlijk ‘stoel’ of ‘troon’. Zij is de godin van moederschap, kinderen en magie. Ze is de moeder van Horus, de god van het koningschap. Als haar zoon Horus bij haar op schoot zit, is zij letterlijk de troon waarop de koning zit.
Isis was de zus en echtgenote van Osiris. Hij wordt afgebeeld als mens met zijn onderlijf gemummificeerd en met gekruiste armen. In zijn handen houdt hij de symbolen van het koningschap: de kromstaf en de vlegel. Op zijn hoofd draagt hij de witte kroon van Opper-Egypte, aan de zijkant versierd met twee struisvogelveren. Hij heeft een ceremoniële puntbaard en op zijn voorhoofd een opgerichte cobra.
Volgens de mythe werd Osiris vermoord door zijn broer Seth, die zijn lichaam in stukken sneed en verspreidde over Egypte. Isis verzamelde de lichaamsdelen, zette hem weer in elkaar en bracht hem met haar magie weer tot leven. Samen kregen ze daarna nog een kind: Horus.
Dieren in mensen gedaante
Noël legt uit dat de oude Egyptenaren geloofden dat goden onzichtbaar waren en ergens in de hemel woonden. Soms kwamen goden naar de aarde en namen dan de gedaante van een levend wezen aan.
Goden waren geen mensen met een dierenhoofd, maar dieren die menselijke eigenschappen kregen, zoals een rechtopstaand lichaam en handen. Zo konden ze bijv. een staf vasthouden of een symbool dragen – iets wat alleen met mensenhanden mogelijk is.
De Egyptenaren wisten dat ze het uiterlijk van hun goden zelf hadden bedacht. Het was een manier het onzichtbare zichtbaar te maken. Door goden een herkenbare vorm te geven, werd het voor mensen tastbaarder.
Bij de god Seth bedachten ze een afschrikwekkend dier dat niet in werkelijkheid bestond. Ze kozen opzettelijk iets lelijks, in de hoop dat hij nooit op aarde zou terugkeren. Seth heeft een lange, gebogen snuit (een beetje als een miereneter), rechte, vierkante oren, en een staart die lijkt op die van een zebra.
Er zat logica achter de dieren die voor goden werden gekozen.
De god Anubis, die verbonden is met begraafplaatsen en het mummificatieproces, heeft bijv. de kop van een jakhals. Jakhalzen kwamen in het oude Egypte voor bij graven en necropolissen. Ze hebben een sterk reukvermogen en werden vaak gezien op plekken waar dode dieren of mensen lagen.
Afsluiting
Het is na 15.30 uur en daarmee komt een eind aan de mega interessante rondleiding. De handschoentjes mogen gelukkig uit. Ik heb er flinke zweethanden van gekregen.
Na het ophalen van de spullen uit de kluisjes loopt de groep gezamenlijk terug naar het station. Iets na vier uur zit ik tevreden in de trein terug naar Sloterdijk.
Wat vond ik ervan?
Zoals altijd was het weer uitstekend geregeld door Stichting KUBES. Wat ik persoonlijk een groot pluspunt vind, is dat je vanaf het station gezamenlijk kunt meelopen. Ook dat je – als je geen eigen begeleider hebt – via KUBES iemand kunt regelen tegen een klein bedrag, is echt top. Mijn begeleider van de dag, K, was vriendelijk en volgens mij net zo enthousiast over de rondleiding als ik.
Het museum zelf had het ook goed voor elkaar. De groep werd handig opgesplitst in twee kleinere groepen, wat zorgde voor wat meer rust en overzicht. Tijdens de workshop kregen we replica’s te zien en te voelen – iets wat ik ontzettend waardeerde. De kroon, symbolen van het koningschap en de hiërogliefen vond ik het meest interessant.
Het puzzelonderdeel met de piramide vond ik dan weer wat minder geslaagd. Het voegde voor mij niet echt iets toe, en met twee blinde deelnemers samen aan dezelfde puzzel werken, vond ik onpraktisch. We zaten met z’n achten aan een lange tafel, maar de gids stond vaak aan één kant – precies de kant waar ik niet zat. Daardoor verstonden K en ik helaas niet alles helemaal.
De lunch had iets meer gemogen, maar was qua smaak en variatie goed.
Het middagprogramma was nog beter dan dat van de morgen. Ik wist bijv. niets over de indeling van Egyptische tempels, dus dat vond ik ontzettend boeiend. En dat we daarna echt zo’n tempel en onderdelen ervan konden aanraken, maakte het helemaal af. Gids Noël wist bovendien heel boeiend te vertellen – ik had zo nog een uur langer met hem door het museum willen lopen om zijn verhalen te horen. Prettig ook dat we zoveel mochten aanraken. Je merkte dat daarover goed was nagedacht: de voorwerpen waren passend gekozen bij het verhaal.
Al met al was het een geslaagde excursie en absoluut een aanrader voor iedereen met interesse in het oude Egypte. Hopelijk organiseert het museum in de toekomst meer van dit soort activiteiten met andere collecties. Ik ben er graag weer bij!
Meer weten?
Wil je meer weten over Stichting KUBES of wil je zelf eens mee met een van hun activiteiten? Klik dan hier om naar hun website te gaan.
Wil je meer weten over het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden of wil je er zelf eens heen? Klik dan hier om naar hun website te gaan.
Wil je meer weten over hiërogliefen of het oude Egypte? Passend Lezen heeft diverse reliëfproducten op dit gebied, waaronder 24 Egyptische hiërogliefen, een kaart van Egypte in de oudheid, een kaart met het stroomgebied van de Nijl en een kaart van de Nijldelta en het Suezkanaal. Klik hier om naar hun website te gaan.
Nooit meer een Tikje Anders blog missen?
Volg Tikje Anders op social media en mis geen enkele blogupdate. Je vindt me op Facebook, Instagram en LinkedIn!
Wil je een seintje krijgen als er een nieuwe blogpost is? Vul dan je e-mailadres in onderaan deze pagina en klik op ‘Abonneren’ om updates rechtstreeks in je mailbox te ontvangen.